Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-05-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2352, 15/00003

Gerechtshof Amsterdam, 28-05-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2352, 15/00003

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 mei 2015
Datum publicatie
24 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:2352
Formele relaties
Zaaknummer
15/00003
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 32

Inhoudsindicatie

Crisisheffing. Niet kan worden geoordeeld dat er geen wettelijke basis is voor de crisisheffing. Geen strijd met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Geen sprake van schending van artikel 14 EVRM en/of artikel 26 IVBPR. Het Handvest van de grondrechten van de EU speelt naar het oordeel van het Hof in de onderhavige procedure geen rol.

Uitspraak

Kenmerk 15/00003

28 mei 2015

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , te [vestigingsplaats], belanghebbende,

gemachtigde: mr. J.A.R. van Eijsden (Ernst & Young Belastingadviseurs te Rotterdam)

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 14/1877 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft voor het tijdvak maart 2013 aangifte loonheffingen gedaan. Het te betalen bedrag van € 5.136.980 bestond voor € 1.684.974 uit ‘pseudo-eindheffing hoog loon’ van 16%, berekend over een grondslag van € 10.531.090.

1.2.

Tegen de afdracht van het onder 1.1. vermelde bedrag aan pseudo-eindheffing hoog loon heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft bij uitspraak, gedagtekend 1 april 2014, het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen de hiervoor vermelde uitspraak op bezwaar is door belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.

1.5.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 9 december 2014 het beroep ongegrond verklaard.

1.6.

Partijen hebben tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld waarbij is verzocht om versnelde behandeling als bedoeld in artikel 8:52 jo 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

1.7.

Het Hof heeft bij beschikking van 9 februari 2015 ingestemd met het verzoek om versnelde behandeling.

1.8.

Partijen hebben een verweerschrift en nadere stukken ingediend, waarvan een afschrift is verzonden naar de wederpartij.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’) onder meer de volgende feiten vastgesteld:

“2.1. Eiseres handelt in computers, randapparatuur en software en verleent advies op het gebied van informatietechnologie. Zij heeft in de loop van 2012 aan 122 personeelsleden loonbetalingen gedaan van meer dan € 150.000.

2.2.

Het bedrag van de pseudo-eindheffing hoog loon (hierna: crisisheffing) heeft eiseres berekend over een bedrag van € 10.531.090, te weten € 28.831.090, minus het drempelbedrag van € 18.300.000 (122 x € 150.000).

Het bedrag van € 28.831.090 bestaat voor een bedrag van € 1.530.072 uit loon dat is betaald aan personeelsleden die voor 1 januari 2013 uit dienst zijn getreden. (…)”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog het volgende aan toe.

2.3.

In 2013 is in totaal € 596.735.000 aan pseudo-eindheffing hoge lonen afgedragen, opgebracht door 13.400 inhoudingsplichtigen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende gehouden was pseudo-eindheffing hoog loon (hierna ook: crisisheffing) ten bedrage van € 1.684.974 af te dragen over het tijdvak maart 2013. Subsidiair en meer subsidiair is in geschil of belanghebbende gehouden was tot afdracht van een lager bedrag aan pseudo-eindheffing.

Voorts is in hoger beroep geschil of de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft overgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Wettelijk kader en wetsgeschiedenis

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing