Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2631, 13/00417 en 13/00418

Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2631, 13/00417 en 13/00418

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 juni 2015
Datum publicatie
2 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:2631
Formele relaties
Zaaknummer
13/00417 en 13/00418
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 6.31

Inhoudsindicatie

Uitgaven voor monumentenpanden. Er is sprake van een in samenhang met de verkoop bedongen vergoeding ter zake van restauratiewerkzaamheden die ten tijde van de aankoop in opdracht van de verkoper zijn verricht. Geen sprake van onderhoudskosten in de zin van artikel 6.31, eerste lid, letter b, van de Wet IB 2001. Daaronder vallen evenmin bedragen voor verstrekt fiscaal advies.

Uitspraak

Kenmerken 13/00417 en 13/00418

30 juni 2015

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - van

[X] , wonende te [Z], belanghebbende,

tegen

de uitspraak in de zaken met kenmerken AWB 10/804 en 10/805 van de rechtbank

‘s-Gravenhage (hierna ook: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding voor verwijzing

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 9 mei 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.995 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.434.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 9 mei 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag opgelegd in de IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.466 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.761.

1.2.

Na tegen de hiervoor gemelde belastingaanslagen gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar, gedagtekend 23 december 2009, de belastingaanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld. Bij uitspraak van 31 augustus 2011 (AWB 10/804 en 10/805, ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2306) heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- stelt het belastbare inkomen uit werk en woning voor 2006 vast op € 2.618 en voor 2007 op € 28.466 en bepaalt dat de aanslagen overeenkomstig dienen te worden verminderd;

- bepaalt dat de in rekening gebrachte heffingsrente overeenkomstig dient te worden verminderd;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 8,60 te betalen aan eiseres;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 41 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Gravenhage. Bij uitspraak van 24 juli 2012 (BK-11/00720 en 10/00722, ECLI:NL:GHSGR:2012:BX6959) heeft het Gerechtshof te ’s-Gravenhage als volgt beslist:

“Het Gerechtshof:

- bevestigt de uitspraak van de rechtbank,

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van belanghebbende vastgesteld op € 97.

- gelast dat van de Inspecteur een griffierecht wordt geheven van € 466.”

1.5.

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Bij arrest van 12 juli 2013 (nr. 12/04210, ECLI:NL:HR:2013:18) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en is de zaak ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van het arrest verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof).

2 Loop van het geding na verwijzing

2.1.

Belanghebbende en de inspecteur zijn door de griffier van het Hof in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest in te dienen. Bij brief van 27 augustus 2013 heeft de inspecteur van deze gelegenheid gebruik gemaakt en belanghebbende bij brief van 28 augustus 2013. Van belanghebbende zijn voorts op 1 juli 2014 nadere stukken ontvangen. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

2.2.

Het beroep is behandeld ter zitting van het Hof op 16 juni 2015. Beide partijen hebben het Hof voorafgaande aan de zitting een pleitnota toegezonden welke in afschrift aan de wederpartij is gezonden. Ter zitting is van de zijde van belanghebbende een aanvullende pleitnota voorgedragen en overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht.

3 Tussen partijen vaststaande feiten

3.1.

Het Hof beschouwt de feiten zoals die zijn vermeld onder 3.1.1 tot en met 3.6 in de aangehechte uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage met kenmerk BK-11/00720 en 10/00722 (ECLI:NL:GHSGR:2012:BX6959) van 24 juli 2012 als vaststaand.

3.2.

Eveneens als vaststaand beschouwt het Hof hetgeen de Hoge Raad in zijn verwijzingsarrest van 12 juli 2013 tot uitgangspunt heeft genomen te weten:

“3.1.1. Belanghebbende en haar partner hebben op 7 februari 2006 drie overeenkomsten gesloten:

- een koopovereenkomst met [A BV] ten behoeve van de verkrijging van het economische belang bij het appartementsrecht in het pakhuis [Y] met bouwnummer [1] (hierna: het appartementsrecht);

- een aanneemovereenkomst met [A BV] ten behoeve van het appartementsrecht;

- een restauratieovereenkomst met [B BV] en [C] ten behoeve van de restauratie van hun aandeel in het pakhuis [Y] voor een restauratiesom van € 54.238,04 (hierna: de restauratiekosten).

3.1.2.

Belanghebbende en haar partner rekenen het appartementsrecht tot hun vermogen in box 3.

3.1.3.

Met betrekking tot de restauratieovereenkomst hebben belanghebbende en haar partner in 2006 twee facturen betaald, te weten op 4 mei € 27.221,61 ten behoeve van onder meer de aanvang van de restauratie en op 17 november € 7.104,94, in totaal € 35.326,55. In 2007 hebben zij in totaal € 18.911,53 aan restauratiekosten betaald.

3.1.4.

Van de in 2006 betaalde restauratiekosten is bij belanghebbende een bedrag van € 21.377 in de aangifte in aftrek gebracht als uitgaven met betrekking tot een monumentenpand in de zin van artikel 6.31, lid 1, letter b, van de Wet IB 2001 (tekst 2006 en 2007; hierna: de Wet IB 2001). De overige restauratiekosten van 2006 zijn bij haar partner in aftrek gebracht. De in 2007 betaalde restauratiekosten heeft belanghebbende in de aangifte, na aftrek van een drempelbedrag van € 7.912, in aftrek gebracht.”

3.3.

Het Hof voegt aan voormelde feiten nog het volgende toe:

3.3.1.

De restauratieovereenkomst bedoeld in overweging 3.1.1 van het verwijzingsarrest bevat onder meer het volgende:

RESTAURATIE-OVEREENKOMST

[appartementen bouwnummers [1 t/m 99]]

(…)

6. Dat Partijen terzake de uit te voeren restauratiewerkzaamheden hun onderlinge afspraken in deze overeenkomst wensen vast te leggen.

Komen partijen overeen

Artikel 1 Opdracht tot restauratie

Opdrachtgever geeft als deelgerechtigde in het Gebouw opdracht en Opdrachtnemer

neemt aan, om het Gebouw te restaureren en daaraan alle restauratiewerkzaamheden te

verrichten, een en ander zoals hierna bepaald.

De door Opdrachtgever te betalen Restauratiesom voor de restauratiewerkzaamheden,

als bedoeld in artikel 3, inclusief omzetbelasting bedraagt: € 54.032,86

De in de Restauratiesom begrepen omzetbelasting is berekend naar een percentage van

19% (negentien procent), conform de bepalingen van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Eventuele aanpassingen van het BTW-tarief worden aan Opdrachtgever doorberekend.

De restauratiesom (inclusief omzetbelasting) bedraagt: € 54.032,86

A de per in het hoofd van deze akte genoemde datum van

overeenkomen verschuldigde termijnen (inclusief omzetbelasting) € 10.806,57

B de nog niet ingevolge artikel 5 lid 1 verschuldigd geworden termijnen

(inclusief omzetbelasting) € 43.226,29

C vergoeding (inclusief omzetbelasting) over de per de in het hoofd

van deze akte genoemde datum van overeenkomen verschuldigde

termijnen, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 lid 4 € 205,18

+

in totaal € 54.238,04

(…)

Artikel 4 Termijnen en betalingsregeling

1. Door Opdrachtgever zijn de volgende termijnen verschuldigd:

a. Aanvang restauratiewerkzaamheden van het gebouw 20%

€ 10.806,57

Te declareren zodra met de bouw een aanvang is gemaakt

datum aanvang bouw 17-10-2005 [grondwerk ten behoeve van de

fundering meegerekend]

b. Stabiliteit fundering van het gebouw hersteld 10%

€ 5.403,29

Te declareren zodra de funderingsbalk behorende bij de

entree op de begane grond is gestort

c. Verdiepingsvloer privégedeelte hersteld en aangepast 20%

€ 10.806,57

Te declareren zodra de gebroken houten vloerdelen en

balken van de bestaande houten vloeren van het

privégedeelte zijn vervangen

(…)

Artikel 6 Bouwtijd en oplevering

1. De restauratiewerkzaamheden zullen aanvangen nadat de in artikel 2 lid 1

vermelde opschortende voorwaarden zijn vervuld, een en ander ter beoordeling

van de Opdrachtnemer.

2. De restauratie zal uiterlijk 390 werkbare werkdagen na aanvang van de

restauratiewerkzaamheden worden opgeleverd. Opdrachtnemer zal schriftelijk aan

de opdrachtgever berichten zodra met de restauratiewerkzaamheden is aangevangen.

(…)”

3.3.2.

Tot de stukken (bijlage 17 bij het verweerschrift in eerste aanleg) behoort een melding van [C] aan de gemeente [Z] van de aanvang van de bouwwerkzaamheden ten behoeve van het pakhuis [Y]. De melding is gedagtekend 3 mei 2005. Medegedeeld wordt, voor zover van belang, “saneren vanaf 9-5-’05, vanaf 4-7-’05 bouwen”.

3.3.3.

De op 4 mei 2006 betaalde factuur ten bedrage van € 27.221,61 bedoeld in overweging 3.1.3 van het verwijzingsarrest, is ter zitting van 16 juni 2015 van de zijde van belanghebbende overgelegd en voorts gevoegd als bijlage 34 bij het verweerschrift van de inspecteur zoals ingediend bij de rechtbank ‘s Gravenhage. De op 24 april 2006 gedateerde factuur is uitgeschreven door [B BV], [C] en bevat de volgende omschrijving:

“Hiebij belasten wij u de aanvang van de restauratie, stabiliteit van het gebouw en herstel van de verdiepingsvloer privé deel

Termijn A, B en C, inclusief rente € 22.875,30

BTW 19% 19% € 4.346.31

Totaal € 27.221,61”.

4 Het verwijzingsarrest

5 Geschil in hoger beroep na verwijzing

6 6Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing