Gerechtshof Amsterdam, 16-01-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:328, 13/00464
Gerechtshof Amsterdam, 16-01-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:328, 13/00464
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 januari 2015
- Datum publicatie
- 18 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:328
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:4900, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/00464
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is niet geslaagd in de op hem rustende last de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit volgt dat het ten titel van geldlening verstrekte bedrag als een onzakelijke lening moet worden gekwalificeerd.
Uitspraak
kenmerk 14/00464
15 januari 2015
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]B.V. te [Z] belanghebbende,
gemachtigde: mr. J.M. Jonker (Jonker Belastingen) te Zuidlaren,
tegen
de uitspraak van 3 juni 2014 in de zaak met kenmerk AWB 13/2260 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst kantoor Amersfoort, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 17 maart 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 405.067 en een belastbaar bedrag van € 5.862. Voorts is bij beschikking met dezelfde dagtekening het op de voet van artikel 20, tweede lid, van de Wet op de vennootschaps-belasting 1969 te verrekenen verlies uit een voorgaand boekjaar vastgesteld op € 399.205 en is een bedrag van € 83 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, gedagtekend 20 februari 2013, de aanslag en de overige onder 1.1. vermelde beschikkingen gehandhaafd.
Bij uitspraak van 3 juni 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 juli 2014, aangevuld bij brief van 7 augustus 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in die uitspraak aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiseres vormt een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting met onder meer haar dochtervennootschap [XB]B.V.
[XB]B.V. is opgericht op 22 januari 2008 en is met ingang van datum oprichting opgenomen in een fiscale eenheid met eiseres. De naam van [XB]B.V. is later gewijzigd in [XC]B.V.
[XB]B.V. i.o., [D]) en [E]) hebben op 16 december 2007 een intentieovereenkomst gesloten, waarin zij verklaren om – kort gezegd – een satellietcommunicatiesysteem in [LAND F] tot stand te brengen en te exploiteren. [XB]B.V. i.o. zou de apparatuur verzorgen, [E] de financiering en[D] zou alles lokaal regelen in [LAND F]. Verder was het de intentie van partijen dat de gewenste juridische structuur per 31 december 2007 operationeel zou zijn. De partijen zouden ieder voor 1/3 deel gaan participeren in een nog op te richten [J]). De [J]zou vervolgens een vennootschap naar het recht van [LAND F] oprichten, in welke laatstgenoemde vennootschap de lokale werkzaamheden in [LAND F] zouden worden ondergebracht.
[E] heeft vlak na het tekenen van de intentieovereenkomst een [in LAND F opgerichte]vennootschap, genaamd [G], opgericht. Van deze vennootschap was [E] enig aandeelhouder en de bestuurder.
[XB]B.V. heeft de hiervoor onder 2.3 genoemde apparatuur aangekocht. Ter financiering hiervan heeft [XB]B.V. op 8 februari 2008
€ 150.160 van [E] geleend. In de hiertoe gesloten overeenkomst van geldlening is onder meer opgenomen dat de lening zal worden terugbetaald met betalingen die [XB]B.V. voor dit doel van [G] zal ontvangen. Als [G] geen betalingen aan [XB]B.V. doet voor het aflossen van de lening, zal de leenschuld door [E] worden kwijtgescholden. In de overeenkomst is geen rentepercentage vermeld.
Eiseres heeft op 18 juni 2008 € 60.000 van [E] geleend onder dezelfde voorwaarden als vermeld in de overeenkomst van geldlening van 8 februari 2008. De hiertoe gesloten overeenkomst vermeldt dat het hier gaat om de het tweede deel van de overeenkomst van geldlening welke op 8 februari 2008 is getekend. Ook deze overeenkomst vermeldt geen rentepercentage.
De totale schuld van [XB]B.V. aan [E] bedroeg volgens haar jaarrekening ultimo 2008 € 257.500.
De [J]is nooit door de drie partijen opgericht. De drie partijen in de (in 2.3 genoemde) intentieovereenkomst hebben evenmin samen een [in LAND F opgerichte]vennootschap opgericht of daarin tezamen deelgenomen.
Er was een samenwerkingsverband tussen eiseres, [E] en [D] waarvan de leiding in handen was van [H] (directeur van eiseres), [E] en [D]. Eiseres had in dit verband het gebruiksrecht van de door haar onder 2.5 genoemde apparatuur ingebracht. De intentie hierbij was dat de economische eigendom hiervan bij [E], [D] en eiseres, elk voor 1/3 deel, zou liggen en dat de resultaten van het samenwerkingsverband gelijkelijk zouden worden verdeeld over de betrokkenen.
[E] is noch bij eiseres, noch bij met eiseres verbonden vennootschappen op enige wijze (in)direct als aandeelhouder of bestuurder betrokken geweest.
Eiseres heeft de voor het project aangekochte, door [E] gefinancierde, apparatuur afgeschreven en afgewaardeerd ten laste van haar belastbare winst. Eiseres heeft
daarnaast in de jaarrekening 2009 haar schuld van € 257.500 aan [E] niet meer opgenomen en in dat jaar in het resultaat laten vrijvallen.
Op 13 september 2012 hebben [E] en [XC]B.V. gezamenlijk schriftelijk verklaard dat zij in 2009 zijn overeengekomen dat de samenwerking tussen hen wordt beëindigd en dat zij niets meer van elkaar hebben te vorderen uit hoofde van de tussen hen gesloten overeenkomsten van geldlening, zodat [XC]B.V. geen terugbetalingsverplichting van de leningen aan [E] meer heeft en ook geen rente meer is verschuldigd over deze leningen.”
Nu in hoger beroep tegen die feitenvaststelling geen bezwaren zijn ingebracht, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de inspecteur terecht de vrijval in 2009 van het in 2008 door belanghebbende als schuld aan [E] gepassiveerde bedrag van € 257.500 tot de belastbare winst heeft gerekend.