Gerechtshof Amsterdam, 24-09-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3978, 14 00665
Gerechtshof Amsterdam, 24-09-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3978, 14 00665
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 september 2015
- Datum publicatie
- 30 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:3978
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:8408
- Zaaknummer
- 14 00665
Inhoudsindicatie
Belanghebbende woont in Nederland en ontving in het onderhavige jaar uit het Verenigd Koninkrijk uitkeringen ingevolge een “State Pension”. Evenals de rechtbank merkt het Hof deze uitkeringen aan als een sociale zekerheidsuitkering waarover het heffingsrecht op grond van het belastingverdrag aan Nederland is toegewezen.
Uitspraak
kenmerk AWB 14/00665
24 september 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/4146 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 11 augustus 2014 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de belastingdienst kantoor Amsterdam, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 24 oktober 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.840 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 29 augustus 2013, de aanslag gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 augustus 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 september 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de later in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiseres’.
"2.1. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1949, is woonachtig in Nederland en heeft zowel de Britse als de Nederlandse nationaliteit.
Eiseres genoot in 2009 inkomsten uit dienstbetrekking van de [Y] tot een bedrag van € 21.515. Daarnaast ontving zij uit het Verenigd Koninkrijk tot een bedrag van € 2.325 uitkeringen ingevolge een “State Pension”.
Eiseres heeft in de periode van 16 april 1974 tot 27 augustus 1976 in het Verenigd Koninkrijk gewerkt voor respectievelijk Harrow Council in Londen en van 31 augustus 1976 tot 10 juni 1977 voor het Royal Borough Kingston in Kingston upon Thames. Ter zake van deze werkzaamheden heeft eiseres pensioenrechten opgebouwd. Blijkens verklaringen van Harrow Council en Royal Borough Kingston zijn de door eiseres betaalde pensioenpremies in het verleden aan haar terugbetaald en heeft zij geen recht op pensioenuitkeringen (‘pension benefits’) van deze beide overheidsinstellingen.
Gedurende de periode dat eiseres in het Verenigd Koninkrijk voor beide genoemde werkgevers werkte, was zij aldaar verzekerd ingevolge het National Insurance Scheme, onderdeel van het stelsel van sociale zekerheid van het Verenigd Koninkrijk. Het National Insurance Scheme geeft onder meer recht op een uitkering bij ouderdom, het “State Pension” (artikel 17 (f) van de National Insurance Act 1965)."
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de uit het Verenigd Koninkrijk ontvangen uitkeringen van € 2.325 die belanghebbende ingevolge het “State Pension” heeft ontvangen, in Nederland belastbaar zijn. Het Hof begrijpt dat – terecht – niet in geschil is dat belanghebbende in Nederland verzekerd en premieplichtig is voor de sociale verzekeringen.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank alsmede de uitspraak op bezwaar, vermindering van de onderhavige aanslag IB/PVV tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.515 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11, en dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.