Home

Rechtbank Noord-Holland, 11-08-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:8408, AWB-13_4146

Rechtbank Noord-Holland, 11-08-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:8408, AWB-13_4146

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
11 augustus 2014
Datum publicatie
23 september 2014
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2014:8408
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-13_4146
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024]

Inhoudsindicatie

Eiseres, woonachtig in Nederland, geniet een uitkering uit hoofde van een uit het Verenigd Koninkrijk afkomstig “state pension” ingevolge het “National Insurance Scheme”. Het “state pension” vormt geen pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de uitkeringen hieruit zijn in Nederland belastbaar. Het belastingverdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk wijst de heffing van deze uitkering aan Nederland toe. Over het bedrag aan uitgekeerd State Pension zijn tevens Nederlandse premies volksverzekeringen verschuldigd.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht, meervoudige kamer

Zaaknummer: AWB 13/4146

Uitspraakdatum: 11 augustus 2014

Uitspraak in het geding tussen

[X] , wonende te [Z], eiseres,

gemachtigde: E.J. Tierlier

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Verweerder heeft aan eiseres op 24 oktober 2012 voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.840 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 70 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Eiseres heeft op 3 december 2012 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.

1.3.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 augustus 2013 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.4.

Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

1.5.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.

1.6.

Vervolgens heeft verweerder nog een aanvulling op het verweerschrift ingediend en heeft eiseres een nader stuk ingediend.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2014 te Haarlem. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Namens verweerder zijn verschenen mr. T.V. van der Veen en J.G.A. de Ruiter.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Eiseres, geboren op [geboortedatum], is woonachtig in Nederland en heeft zowel de Britse als de Nederlandse nationaliteit.

2.2.

Eiseres genoot in 2009 inkomsten uit dienstbetrekking van de Stichting [A] tot een bedrag van € 21.515. Daarnaast ontving zij uit het Verenigd Koninkrijk tot een bedrag van € 2.325 uitkeringen ingevolge een “State Pension”.

2.3.

Eiseres heeft in de periode van [PERIODE] in het Verenigd Koninkrijk gewerkt voor respectievelijk [A-BEDRIJF] in[plaats] en van [PERIODE] voor het [B-BEDRIJF] in [plaats]. Ter zake van deze werkzaamheden heeft eiseres pensioenrechten opgebouwd. Blijkens verklaringen van [A-BEDRIJF] en [B-BEDRIJF] zijn de door eiseres betaalde pensioenpremies in het verleden aan haar terugbetaald en heeft zij geen recht op pensioenuitkeringen (‘pension benefits’) van deze beide overheidsinstellingen.

2.4.

Gedurende de periode dat eiseres in het Verenigd Koninkrijk voor beide genoemde werkgevers werkte, was zij aldaar verzekerd ingevolge het National Insurance Scheme, onderdeel van het stelsel van sociale zekerheid van het Verenigd Koninkrijk. Het National Insurance Scheme geeft onder meer recht op een uitkering bij ouderdom, het “State Pension” (artikel 17 (f) van de National Insurance Act 1965).

3 Geschil

3.1.

Het geschil betreft de vraag of de uit het Verenigd Koninkrijk ontvangen uitkeringen van € 2.325 ingevolge het “State Pension” in Nederland belastbaar zijn.

3.2.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.515 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11, en dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing