Gerechtshof Amsterdam, 25-08-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4100, 14/00503
Gerechtshof Amsterdam, 25-08-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4100, 14/00503
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 augustus 2015
- Datum publicatie
- 14 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:4100
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1037
- Zaaknummer
- 14/00503
- Relevante informatie
- Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8, Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 [Tekst geldig vanaf 27-01-2024] art. 20, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67b
Inhoudsindicatie
Aangifte OB niet langs elektronische weg, maar op papier gedaan. Verzuimboete wegens niet doen van aangifte terecht opgelegd.
Uitspraak
Kenmerk 14/00503
25 augustus 2015
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/4209 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 25 april 2013 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting (hierna ook: OB) van € 2.000. Tegelijk met het vaststellen van deze naheffingsaanslag is bij beschikking een verzuimboete van € 50 wegens het niet betalen van belasting opgelegd alsmede een verzuimboete van € 61 wegens het niet doen van aangifte (verder de aangifteboete).
Na tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslag en verzuimboeten gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar, gedagtekend 30 augustus 2013, de naheffingsaanslag en de verzuimboete wegens het niet betalen van belasting gehandhaafd. Op het bezwaar tegen de aangifteboete heeft de inspecteur - in die uitspraak - niet beslist.
Hiertegen is door belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld.
Bij brief van 26 november 2013 heeft de inspecteur de rechtbank medegedeeld de naheffingsaanslag en de verzuimboete wegens het niet betalen van belasting (ambtshalve) te vernietigen.
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 13 december 2013, heeft de inspecteur het bezwaar tegen de aangifteboete ongegrond verklaard.
Hiertegen is door belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld.
Bij uitspraak van 13 juni 2013 heeft de rechtbank - op beide beroepen - als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 30 augustus 2013;
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 13 december 2013;
- verklaart zich voor het overige onbevoegd;
- gelast dat verweerder eiser het betaalde griffierecht van € 44 vergoedt.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 juli 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, waarop door belanghebbende is gereageerd bij brief van 22 oktober 2014. De inspecteur heeft bij brief van 31 oktober 2014 medegedeeld geen gebruik te maken van de gelegenheid om te reageren op voormelde brief van belanghebbende.
Op 13 juli 2015 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2015. Namens de inspecteur is verschenen mr. B.F. Kroezen. Belanghebbende is - met kennisgeving aan het Hof - niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast:
Belanghebbende exploiteert sinds 1973 een taxibedrijf.
In een aan belanghebbende gerichte brief, met dagtekening 11 augustus 2011, van de Belastingdienst/Centrale administratie staat (onder meer) het volgende vermeld:
“Geen ontheffing meer voor digitale aangifte
Geachte heer/mevrouw,
U doet uw aangiften tot nu toe nog op papier. Vanaf 1 januari 2012 zijn alle binnenlands belastingplichtige ondernemers (…) verplicht digitaal aangifte te doen. U kunt daarom dit jaar geen ontheffing meer aanvragen om op papier aangifte te doen.
Wat betekent dit voor u?
Volgens onze gegevens heeft u op dit moment ontheffing voor één of meer belastingsoorten. Hieronder leest u per belastingsoort wat dit voor u kan betekenen.
Voor de omzetbelasting moet u digitaal aangifte doen over tijdvakken die beginnen vanaf 1 januari 2012. Alleen over het laatste tijdvak in 2011 kunt u in 2012 nog aangifte doen op papier. Kwartaalaangiften over tijdvakken die beginnen in 2011 maar eindigen in 2012 moeten wel digitaal. (…)
Voor de inkomstenbelasting voor ondernemers (…) moet u uw aangifte over 2011 voor het eerst digitaal doen.
Waarom geen ontheffing meer?
Wij geven geen ontheffing meer omdat digitaal aangifte doen onder ondernemers al bijna helemaal is ingeburgerd. Het ontwikkelen van papieren formulieren en toelichtingen voor een kleine groep ondernemers kost in verhouding veel geld. Digitale aangiften worden ook vaker correct ingevuld en zijn voor ons sneller te verwerken. Bovendien is digitaal aangifte doen voor u eenvoudiger en de toelichting uitgebreider.
Wat moet u doen?
U doet uw aangiften digitaal via het beveiligde gedeelte voor ondernemers op www.belastingdienst.nl. Hiervoor hebt u een gebruikersnaam en een wachtwoord nodig. Als u die niet meer hebt, kunt u nieuwe aanvragen bij de BelastingTelefoon. U hebt uw gebruikersnaam en wachtwoord dan binnen 8 werkdagen in huis.”
In een brief van belanghebbende van 12 augustus 2011, gericht aan de Belastingdienst/Centrale administratie, schrijft belanghebbende (onder meer) het volgende:
“Bezwaarschrift geen ontheffing meer voor digitale aangifte
(…)
Refererend aan het vertrouwensbeginsel maak ik hierbij bezwaar tegen de verplichting om digitale aangifte te doen per 1 januari 2012.
Uw beslissing houdt in dat er voor dit jaar dat reeds voor 2/3 voorbij is digitaal aangifte moet worden gedaan en dat is in strijd met het vertrouwensbeginsel.
Als u al van mening bent dat het nuttig is dat alle ondernemers digitaal aangifte gaan doen dan was het zaak geweest de ondernemers hier tijdig van op de hoogte te stellen en niet na 2/3 deel van het boekjaar.
Ik verzoek u uw beslissing te wijzigen en deze regel eerst in te voeren nadat u de ondernemers ruim voorafgaande aan het boekjaar heeft ingelicht.
De belastingdienst kennende neemt u een afwijzende beslissing en derhalve verzoek ik u om een voor beroep vatbare beslissing.”
Bij brief van 29 augustus 2011, gericht aan belanghebbende, heeft de inspecteur als volgt gereageerd:
“In uw brief van (…) 12 augustus 2011 (…) maakt u bezwaar tegen de verplichting om met ingang van 1 januari 2012 digitaal aangifte te doen. (…)
Naar aanleiding van deze brief deel ik u het volgende mee.
1. De Staatsecretaris van Financiën heeft bij Ministeriële regeling van 16 juni 2011, DV 2011/283M, beslist dat met ingang van 1 januari 2012 voor ondernemers de mogelijkheid om ontheffing te krijgen van de verplichting om elektronisch (digitaal) aangifte te doen komt te vervallen. Dit betekent dat ondernemers met ingang van 1 januari 2012 verplicht worden om elektronisch aangifte te doen. (…)
2. Er bestaat geen wettelijke mogelijkheid een bezwaarschrift in te dienen tegen het schrappen van de ontheffing om elektronisch aangifte te doen. Hierdoor kan ook geen uitspraak op bezwaar worden gedaan waartegen beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank.
3. Indien u het met de nieuwe regeling niet eens bent, kunt u uw klacht indienen bij de Staatsecretaris van Financiën, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag, bij De Nationale Ombudsman, Postbus 93122, 2509 AC Den Haag, bij de Commissie voor de verzoekschriften en de burgerinitiatieven uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Postbus 20018, 2500 EA Den Haag of bij de Commissie voor de verzoekschriften uit de Eerste Kamer der Staten-Generaal, Postbus 20017, 2500 EA Den Haag.”
In een brief van belanghebbende van 4 oktober 2011, gericht aan de Staatssecretaris van Financiën, schrijft belanghebbende (onder meer) het volgende:
“Ondanks dat de belastingdienst in haar schrijven van 29 augustus 2011 aangeeft dat het niet mogelijk is bezwaar te maken tegen bovengenoemde ministerieele regeling (bijlage B2) ben ik van mening dat de staatssecretaris een bestuursorgaan is en dat ik tegen een beslissing van dit bestuursorgaan bezwaar kan maken.
De belastingdienst had mijn schrijven dus (…) door moeten sturen naar de staatssecretaris.
Hoe het ook zij ik handhaaf mijn bezwaar zoals weergegeven in mijn schrijven aan de belastingdienst d.d. 12 augustus 2011 die u als bijlage B1 aantreft en ik deel u hierbij mede geen digitale aangifte inkomstenbelasting te zullen doen voor het jaar 2011 (…).
Ik verzoek u dan ook deze regeling pas te doen ingaan nadat u de betrokken ondernemers correct en voorafgaande aan het boekjaar heeft ingelicht.”
Bij brief van 4 oktober 2011, gericht aan belanghebbende, heeft de Staatssecretaris van Financiën (voor zover van belang) als volgt gereageerd:
“U maakt bezwaar tegen een ministeriële regeling. Tegen een dergelijk algemeen verbindend voorschrift is geen bestuurlijk bezwaar en/of beroep open gesteld (artikel 8:2, letter a, Algemene wet bestuursrecht). Uw bezwaar is daarom niet-ontvankelijk. In beginsel staat tegen de niet-ontvankelijkverklaring beroep bij de rechter open. [voetnoot] (…) [voetnoot] Uit de jurisprudentie blijkt dat de rechter een beroep tegen niet-ontvankelijkheid om de genoemde reden in vergelijkbare gevallen als ongegrond beschouwt.”
Op 27 maart 2013 heeft belanghebbende de inspecteur een brief gezonden met als onderwerp “Aangifte […] BTW over het boekjaar 2012”. Bij deze brief heeft hij als bijlage de “Jaarstukken 2012” gevoegd.
Op 22 juli 2014 heeft het Hof van belanghebbende het hoger beroepschrift ontvangen. Daarin schrijft hij onder meer (accentuering belanghebbende):
“Hierbij ga ik in hoger beroep tegen de [onder 1.7 vermelde uitspraak van de rechtbank].
Het betreft hier een verzuimboete voor het niet doen van digitale aangifte.
Ik heb dus wel aangifte gedaan doch ik heb dit niet digitaal gedaan.”
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de volgende vragen:
-
Is belanghebbendes beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 30 augustus 2013 ontvankelijk?
-
Is de aangifteboete terecht opgelegd?
-
Is belanghebbendes bezwaarschrift betreffende het niet meer verlenen van ontheffing om elektronisch aangifte omzetbelasting te doen (niet-)ontvankelijk of (on)gegrond? Dan wel: Is de (fiscale) bestuursrechter (on)bevoegd daarover te oordelen?
-
Kan het Hof de Staatssecretaris opdragen belanghebbende te ontheffen van de verplichting digitaal aangifte te doen?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.