Home

Gerechtshof Amsterdam, 17-11-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5114, 14/00117

Gerechtshof Amsterdam, 17-11-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5114, 14/00117

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
17 november 2015
Datum publicatie
9 december 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:5114
Formele relaties
Zaaknummer
14/00117
Relevante informatie
Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8, Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 10

Inhoudsindicatie

In geschil is of de auto op het moment van de aangifte BPM essentiële gebreken vertoonde in de zin van artikel 8, lid 4, Uitvoeringsregeling BPM en of de vermindering als bedoeld in artikel 10, lid 1, van de Wet BPM pas kan worden toegepast als de gebreken zijn hersteld. Het Hof oordeelt dat alleen sprake kan zijn van essentiële gebreken als de auto bestemd is voor sloop of wacht op keuring (WOK-status) hetgeen in casu niet het geval is. Er bestaat geen wettelijke belemmering om voor de auto de afschrijving door middel van een taxatie toe te passen. De inspecteur heeft de voorgestane waarde in onbeschadigde staat aannemelijk gemaakt. Ook het, op het moment van de registratie van de auto, in mindering te brengen schadebedrag is met het ingebrachte taxatierapport aannemelijk gemaakt. Aldus heeft de inspecteur de BPM niet tot een te hoog bedrag vastgesteld.

Uitspraak

Kenmerk 14/00117

17 november 2015

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/3783 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op 18 juli 2011 aangifte van belasting van personenauto’s

en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan ter zake van de registratie van een personenauto van het [merk/type] met het voertuig-identificatienummer [1] voor een te betalen bedrag van € 1.636. Belanghebbende heeft dat bedrag voldaan.

1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 10 april 2013 aan belanghebbende een naheffingsaanslag BPM opgelegd voor een bedrag van € 5.965.

1.3.

De inspecteur heeft bij uitspraak, gedagtekend 19 augustus 2013, het tegen deze naheffingsaanslag gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur op regelmatige wijze beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 4 februari 2014 heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.5.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 februari 2014.

1.6.

De inspecteur heeft nadere stukken ingediend, bij het Hof ingekomen op 8 september 2015.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“Eiser heeft op 9 juni 2011 voor € 9.200 (exclusief btw) een personenauto gekocht van het [merk/type] , met datum van eerste toelating 29 maart 2010 (hierna: de auto).

Eiser heeft op 18 juli 2011 aangifte bpm gedaan voor de auto. Bij de aangifte heeft eiser gebruik gemaakt van het taxatierapport van [a] van het kantoor [taxatiekantoor] . In het taxatierapport is de schade aan de auto berekend op € 48.556,52 en is de taxatiewaarde berekend op € 5.000. Eiser heeft de inkoopwaarde van de auto berekend op € 5.000 en de te betalen bpm op € 1.636.

Verweerder heeft de auto laten hertaxeren door [B.V.] . In het hertaxatierapport zijn de herstelkosten berekend op € 33.271,32. Van de herstelkosten is € 28.250 op de waarde in mindering gebracht. De inkoopwaarde van de auto tussen een particulier en een wederverkoper is berekend op € 27.500.

De auto is op 24 oktober 2011 voor € 62.742,86 (exclusief btw, margedelen en CO2-heffing) verkocht aan een bedrijf te Haarlem.”

2.2.

Nu deze feiten niet zijn betwist gaat ook het Hof voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten en voegt daaraan het volgende toe.

2.3.

Tot de stukken van het geding behoort een door belanghebbende ingebrachte niet-ondertekende taxatie van de auto door [b] opgemaakt op 17 februari 20124, waarin gesteld is dat de handelswaarde in onbeschadigde staat per 9 juni 2011 € 48.834 bedraagt. Tevens heeft belanghebbende ingebracht een taxatierapport van [a] , verbonden aan [taxatiekantoor] , waarin de verkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat is gesteld op € 49.000.

2.4.

Tot de stukken van het geding behoort een op 25 juli 2011 door [B.V.] in opdracht van de Belastingdienst opgemaakt taxatierapport, waarin de particuliere verkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat wordt vastgesteld op € 63.250.

2.5.

Tot de stukken van het geding behoren twee volgende facturen van [B.V. 2] met dagtekening respectievelijk 9 juni 2011 en van 14 juni 2011, waarin achtereenvolgend het volgende valt te lezen:

“(…)9-6-2011

(…) ABH auto’s

(…) Betaling per bank ontvangen voor:

(…) [de auto] met ongevalschade

(…) 29-3-2010

(…) [1]

(…) zwart

(…) Belgie / kent: [2]

PRIJS EX BTW € 9200,00

BTW 19% € 1748,00

TOTAAL € 10948,00

per bank”

en

“(…)14-6-2011

(…) ABH auto’s

(…)

Betaling per bank ontvangen voor:

(…) [de auto] [Hof, handgeschreven:] onderdelen

(…)

PRIJS EX BTW € 8800,00

BTW 19% € 1672,00

TOTAAL € 10742,00

per kas”

2.6.

Tot de stuken van het geding behoren de volgende facturen van [B.V. 3] aan belanghebbende:

Factuurnummer factuurdatum totaal factuurbedrag incl btw

[ontbreekt] 27.09.2011 € 450

918607 24.08.2011 € 6.545,00

918608 24.08.2011 € 3.867,50

918063 04.07.2011 € 427,19 (handgeschreven: 595,19)

918128 07.07.2011 € 168

918266 19.07.2011 € 1.507,03

919379 16.11.2011 € 857,49 (handgeschreven: 1159,39)

919468 24.11.2011 € 301,90

918899 27.09.2011 € 4.226,86 (handgeschreven: 3.975,12)

918594 22.08.2011 € 6.668,19

918193 13.07.2011 € 1.674,45

918041 01.07.2011 € 5.139,54

918442 02.08.2011 € 4.754,34

2.7.

Tot de stukken van het geding behoort een factuur van [garage] aan belanghebbende met dagtekening 9 september 2011 voor het bedrag van € 1.785 met als omschrijving - onder meer - het volgende: “Spuitwerk & schade herstel [de auto] ”, alsmede een factuur van [bedrijf] aan belanghebbende met dagtekening 6 oktober 2011 voor het bedrag van € 50,74.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag heeft vastgesteld.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing