Gerechtshof Amsterdam, 24-12-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5642, 14/00901
Gerechtshof Amsterdam, 24-12-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5642, 14/00901
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 december 2015
- Datum publicatie
- 13 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:5642
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:443, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 14/00901
Inhoudsindicatie
WOZ waarde zwembad. Geen exploitatie met het uitsluitende doel daarmee winst te behalen dus geen waardering op (lagere) bedrijfswaarde.
Artikel 17, derde lid, Wet onroerende zaken
Artikel 4, tweede lid, Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken
Artikel 4, vierde lid, Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken
Uitspraak
kenmerk 14/00901
24 december 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X B.V.] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigden: mr. B.S. Kats en mr. J.W.C. Nuis (Ernst & Young te ‘s-Gravenhage)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 12/4421 bis van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 27 oktober 2014 in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 31 maart 2010 de waarde op de waardepeildatum 1 januari 2009 van de onroerende zaak [adres] te [Z] (hierna: het zwembad) voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld op € 12.622.500. In hetzelfde geschrift zijn ook de aanslagen onroerendezaakbelastingen (eigenaren en gebruikers) bekendgemaakt.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 10 augustus 2012, de bij beschikking vastgestelde waarde voor het kalenderjaar 2010 verminderd tot € 9.012.500 en de aanslagen onroerendezaakbelastingen (eigenaren en gebruikers) dienovereenkomstig verminderd. Hierbij heeft de heffingsambtenaar tevens een kostenvergoeding toegekend van € 1.844,68, waarvan € 545 in verband met kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 1.299,68 in verband met kosten van een deskundige.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij tussenuitspraak van 2 mei 2014 heeft de rechtbank het vooronderzoek heropend en partijen in de gelegenheid gesteld zich binnen vier weken na de tussenuitspraak schriftelijk uit te laten over de vast te stellen waarde. Bij einduitspraak van 27 oktober 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 december 2014, aangevuld bij brief van 22 januari 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op 21 september 2015 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend .Een afschrift hiervan is verstrekt aan de heffingsambtenaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld:
“2.1. Eiseres is onderdeel van de [B.V. 1] , een groep vennootschappen die zich op commerciële basis bezighoudt met de exploitatie van sportfaciliteiten, waaronder zwembaden. Zij was in (…) 2010 exploitant van het zwembad.
Uit de overgelegde stukken blijkt het volgende:
- Marktplan Adviesgroep heeft in het jaar 2000 na overleg met het stadsdeel [a] en vaste gebruikers van het toenmalige [zwembad] een rapport opgemaakt met daarin een drietal varianten om te komen tot een nieuw zwembad met diverse bijbehorende voorzieningen. Het rapport voorzag in een jaarlijkse gemeentelijke bijdrage van het stadsdeel tussen de fl 1.340.000 en fl 1.468.000, afhankelijk van de gekozen variant.
- Op basis van een investeringsbegroting van fl 20.841.000 (exclusief omzetbelasting) heeft de Provincie Noord-Holland in 2002 een bijdrage toegezegd van fl 4.000.000.
- In 2003 heeft het Stadsdeel [a] met eiseres een realisatieovereenkomst gesloten met het oog op de realisatie van een combinatiegebouw en de exploitatie daarvan gedurende een periode van 30 jaar. Het stadsdeel zou de grond in erfpacht uitgeven aan eiseres. De stichtingskosten voor het combinatiegebouw werden vooralsnog berekend op € 18.103.767 (exclusief omzetbelasting); voor deze stichtingskosten waren subsidies beschikbaar tot een bedrag van € 7.746.377. Het stadsdeel zou aan ING-bank zekerheden verlenen voor de door die bank aan eiseres te verstrekken hypothecaire financiering tot een bedrag van € 9.000.000. Het stadsdeel heeft in de overeenkomst een jaarlijkse exploitatiebijdrage toegezegd van € 450.000.
- In april 2010 heeft het stadsdeel met eiseres een vervangende exploitatieovereenkomst gesloten met een aan eiseres te betalen geïndexeerde exploitatiebijdrage van € 587.573 per jaar. Deze overeenkomst bevat de volgende passages:
“(D) partijen zich ervan bewust zijn dat het niet mogelijk is om, zonder exploitatiebijdrage, op kostenneutrale wijze de Accommodatie te exploiteren,” (…)
“3.2 De Vennootschap is niet gerechtigd de exploitatie van de Accommodatie door derden te laten uitvoeren.
De Vennootschap is met inachtneming van deze Exploitatieovereenkomst zelf bevoegd om te bepalen op welke wijze de Accommodatie wordt geëxploiteerd.
De Vennootschap zal bij de exploitatie van de Accommodatie de maatschappelijke functie in acht nemen die de Accommodatie heeft.” (…)
“6.7 De Vennootschap is verplicht de tarieven voor recreatief zwemmen, doelgroepzwemmen en verhuur aan niet commerciële verenigingen vast te stellen na overleg met het Stadsdeel.”
(…)
“9.2 De Gebruikers kunnen gebruik maken van de Accommodatie voor een vergoeding die de Vennootschap vaststelt, met uitzondering van de tarieven voor recreatief zwemmen en doelgroepzwemmen en verhuur aan niet commerciële verenigingen. Deze tarieven worden vastgesteld na overleg met het Stadsdeel.
De Vennootschap garandeert een minimale openstelling voor Recreatief Zwemmen van 2 970 uren per jaar. (…) De Vennootschap garandeert een minimale openstelling van het buitenbad van 500 uur per jaar.” (…)
“10.1 De Vennootschap zal de Accommodatie voor het Stadsdeel reserveren ten behoeve van het zogenaamde “schoolzwemmen.” (…)
“15.1 Indien met inachtneming van het aanwenden van het vermogen van de Vennootschap, de exploitatie van de Accommodatie met inbegrip van de toegekende exploitatiebijdrage, niet op kostendekkende wijze kan worden geëxploiteerd (…) is de Vennootschap gerechtigd om deze Exploitatieovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden tussentijds te beëindigen”
Eiseres is erfpachter van het combinatiegebouw en gebruiker van het daarin opgenomen zwembad. De bouw van het combinatiegebouw is in 2004 begonnen en in 2006 opgeleverd.
Eiseres heeft ten behoeve van de heffingsambtenaar een Inlichtingenformulier Stichtingskosten niet-woningen ingevuld en daarin een bedrag aan stichtingskosten voor het gehele complex opgenomen van in totaal € 16.610.000, exclusief ondergrond.
Het zwembad, waarvan de waarde nu in geschil is, is onderdeel van het combinatiegebouw met de huidige aanduiding [combinatiegebouw] . Het zwembad bevat meerdere binnenzwembaden, fitnessruimte, kinderopvangruimte en buitenterrein. Tot het zwembad behoren niet de horecaruimte en een feestzaal: deze complexonderdelen heeft eiseres afzonderlijk verhuurd aan derden.”
Nu in hoger beroep tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast.
In het door de rechtbank in haar tussenuitspraak genoemde rapport van Marktplan Adviesgroep van 25 oktober 2000 is onder andere het volgende vermeld:
“3.3 Randvoorwaarden Stadsdeel [a]
Het Stadsdeel is voornemens de exploitatie van het nieuwe [zwembad] risicodragend uit te besteden en tevens verantwoordelijkheden voor beheer over te dragen aan private partijen. Hier liggen de volgende belangrijke redenen aan ten grondslag:
1. begrenzing van financiële exploitatierisico’s;
2. afbakening van verantwoordelijkheid voor beheer van de publieke voorziening;
3. organisatorisch en beleidsmatig verder afstand nemen.
De belangrijkste randvoorwaarde is, dat algemeen maatschappelijke functies van de accommodatie behouden moeten blijven voor bewoners uit het verzorgingsgebied. Deze en nog andere randvoorwaarden dienen met toekomstige private partijen contractueel vastgelegd te worden voor een langere periode.
(…)
De bouwfase
(…)
Financiële consequenties
Voor de realisatie is geld nodig. In totaal is een éénmalige bijdrage beschikbaar gesteld van ƒ 16.850.000,-. Op basis van de huidige investeringsramingen zijn wij er van uitgegaan dat de werkelijke stichtingskosten van het nieuwe [zwembad] ruim hoger liggen dan de thans beschikbaar gestelde bijdrage. Derhalve ontstaat een financieringstekort. Wij zijn ervan uitgegaan dat ter dekking van het financieringstekort een lening noodzakelijk is en dat een bancaire instelling hiervoor een hypotheek verstrekt. Jaarlijks ontstaan daardoor terugkerende (kapitaal)lasten die uiteindelijk ten laste komen van het Stadsdeel.
(…)
Samenvatting bouwfase
De jaarlijkse financieringslasten voor een aanvullende lening voor de bouw van het [zwembad] worden verdisconteerd in de jaarlijkse bijdrage van het Stadsdeel.
(…)
De exploitatiefase
De exploitatiefase van de zwemvoorziening is verdeeld in werkelijke activiteiten in het zwembad zoals zwemles, doelgroepactiviteiten en recreatie zwemmen en dergelijke en de (ondernemers)activiteiten van de beheerder en eigenaar van de accommodatie.
Verrekening van beheerkosten
Ongeacht de keuze van een beheer en exploitatiemodel zoals de beschreven varianten A of B (…) is er altijd een relatie tussen het eigendom en beheer van de accommodatie en de werkelijke zwembadexploitatie. Derhalve is er ook altijd sprake van verrekening van beheerkosten van de accommodatie.
Ter informatie beheerkosten zijn eigenaarslasten zoals:
- financieringslasten;
- onderhoudskosten groot onderhoud;
- zakelijke belastingen;
- verzekeringen.
(…)
Gemiddeld bedrijfsresultaat beheer en exploitatie [zwembad]
Het bruto bedrijfsresultaat is de sommatie van geprognosticeerde inkomsten en uitgaven. Dit bruto bedrijfsresultaat is naar verwachting gedurende de gehele beheer- en exploitatieperiode negatief. (…)”
In de op 10 oktober 2003 tussen belanghebbende en de gemeente [Z] , Stadsdeel [a] gesloten realisatieovereenkomst (hierna: de realisatieovereenkomst) is onder meer het volgende opgenomen:
“De ondergetekenden: [belanghebbende] en Gemeente [Z] , Stadsdeel [a] (…) Hierna gezamenlijk ook aan te duiden als “Partijen” (…) KOMEN (…) HET VOLGENDE OVEREEN:
(…)
I ALGEMENE BEPALINGEN
(…)
- Combinatiegebouw: het in het PVE [Hof: programma van eisen] (…) beschreven en getekende gebouw bevattende de hoofdfuncties Binnen- en buitenbad, Therapiebad, Feestzaal en Fastfood
(…)
- Complex: Combinatiegebouw inclusief de Grond.
(…)
- Exploitatieovereenkomst: de tussen Partijen te sluiten overeenkomst, welke door Partijen wordt uitgewerkt aan de hand van: a) de modelovereenkomst (…); en b) deze overeenkomst. In deze overeenkomst worden door Partijen meerjarige prestatieafspraken gemaakt over de door het Stadsdeel gewenste zwemactiviteiten en tarieven gekoppeld aan een jaarlijkse bijdrage (subsidie) door het Stadsdeel aan [belanghebbende].
(…)
II. DE REALISATIE VAN HET COMBINATIEGEBOUW
(…)
II.7 Het Stadsdeel zal de Grond in erfpacht aan [belanghebbende] uitgeven (…).
(…)
II.10 [Belanghebbende] zal het Combinatiegebouw voor rekening en risico realiseren (…).
(…)
III. DE EXPLOITATIE VAN HET COMBINATIEGEBOUW
III.1 Na ingebruikname zal [belanghebbende] het Combinatiegebouw exploiteren en deels verhuren gedurende tenminste een periode van 30 (3 x 10) jaar. Daartoe werken Partijen voor de Ingebruikname de model exploitatieovereenkomst (…) verder uit (…). (…)
III.2 Gedurende de exploitatie van het Complex door [belanghebbende] stelt het Stadsdeel aan [belanghebbende] een exploitatiebijdrage ter beschikking. Deze exploitatiebijdrage beloopt in beginsel € 450.000,-- per jaar, prijspeil 1 januari 2005. (… ) De bijdrage wordt geïndexeerd conform de CPB Consumentenprijsindex ‘alle huishoudens’, doch gedurende de eerste tien jaar na Ingebruikname met tenminste 2,5%. De exploitatiebijdrage ziet met name op het onderhoud opgenomen in het conform artikel III.7 goedgekeurde meerjarig onderhoudsplan, de kapitaallasten als nader omschreven in aanbieding van de ING-Bank en de exploitatiekosten van het Binnen- en buitenbad.
(…)
III.4 [Belanghebbende] heeft een aanbieding voor een financiering verkregen van de ING-bank ten belope van € 9 000 000 (…). Eén van de door de ING-Bank verlangde nadere zekerheden is de verplichting van het Stadsdeel om, bij faillissement van [belanghebbende], het Complex over te nemen en geleverd te krijgen tegen betaling van de boekwaarde minus de door het Stadsdeel verstrekte subsidie(s), doch tenminste de pro-resto uitstaande bankfinanciering. (…)
III.5 Uiterlijk 9 jaar na de start van de exploitatie zal overleg plaatsvinden tussen het Stadsdeel en [belanghebbende] om de uitgangspunten van de Exploitatieovereenkomst nader te bezien. Indien Partijen geen overeenstemming bereiken over de vaststelling van de exploitatiebijdrage voor de komende 10 jaar of over de aan de exploitatiebijdrage te verbinden voorwaarden, zal de exploitatiebijdrage en de bijbehorende voorwaarden, voor Partijen bindend worden vastgesteld door een onafhankelijke deskundigencommissie. (…)”
De in de statuten van belanghebbende opgenomen doelstelling luidde (met ingang van 18 november 2004) tot 28 december 2012 als volgt:
“De vennootschap heeft ten doel het stichten, doen stichten en/of exploiteren van zwembaden, squashbanen en andere sport-, recreatie- en welzijnsaccommodaties te [Z] -West, alles in de ruimste zin.”
Enig aandeelhouder van belanghebbende is [B.V. 2] In de statuten van deze vennootschap, zoals zij luidden tot 21 januari 2013, was de volgende doelstelling opgenomen:
“De vennootschap heeft ten doel het stichten, doen stichten, (mede) exploiteren en/of doen exploiteren, onder andere door middel van franchise, van zwembaden en/of andere sport-, recreatie- en welzijnsaccommodaties en activiteiten op het gebied van sport, leven en werk, alles in de ruimste zin en met al hetgeen daartoe nuttig en nodig kan zijn, daaronder in ieder geval ook het verkrijgen, vervreemden, beheren, beleggen en exploiteren van (rechten van) intellectueel en industrieel eigendom, van andere vermogensrechten, van handelsactiviteiten alsmede van de concepten behorende tot dan wel gemoeid met de exploitatie van voornoemde zwembaden en/of andere sport- recreatie- en welzijnscentra en activiteiten en het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.”
Tijdens de zitting in eerste aanleg is blijkens het proces-verbaal van deze zitting namens belanghebbende onder meer het volgende verklaard:
“ [N.V.] heeft 100% van de aandelen in de holding. De holding heeft 100% van de aandelen in [B.V. 3] . [B.V. 3] heeft 100% van de aandelen in [B.V. 1] . [B.V. 1] heeft 100% van de aandelen in [B.V. 2] . Onder [B.V. 2] hangt ieder afzonderlijk zwembad. [B.V. 2] heeft een algemeen directeur en een financieel directeur. Zij bezitten alle aandelen van [Y] . De overheid is daarbij niet betrokken. Het is een commerciële keten. Er is geen sprake van certificering. Er wordt vennootschapsbelasting geheven. Er is het afgelopen jaar dividend uitgekeerd.
Met het stadsdeel hebben we een exploitatieovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moeten we doelgroepen toelaten. Het stadsdeel heeft dus invloed, bij voorbeeld op het tarief voor losse baden. De tarieven worden gestuurd door de gemeente. De tarieven komen overeen met de andere zwembaden in de gemeente. (…) Bij andere activiteiten kunnen we zelf het tarief bepalen.”
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is de waarde van het zwembad op de waardepeildatum 1 januari 2009. Niet in geschil is dat de waarde van het zwembad dient te worden bepaald op de gecorrigeerde vervangingswaarde als bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Wet WOZ. In het bijzonder is in geschil of het zwembad gewaardeerd mag worden op de (lagere) bedrijfswaarde.