Gerechtshof Amsterdam, 10-12-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5695, 14/00645
Gerechtshof Amsterdam, 10-12-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5695, 14/00645
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 10 december 2015
- Datum publicatie
- 3 februari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:5695
- Zaaknummer
- 14/00645
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Vermindering ter voorkoming van dubbele belasting. Bij berekening bedrag voorkomingsbreuk moet wel rekening worden gehouden met schulden verbonden aan in Italië gelegen onroerende zaak.
Uitspraak
kenmerk 14/00645
10 december 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. T.R.W. Kroes (America & Partners Belastingadviseurs te Baarn)
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/326 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 14 juli 2014 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 24 oktober 2013 aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.455 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 56.099. Bij deze aanslag is een bedrag van € 7.800 als vermindering ter voorkoming van dubbele belasting (hierna: vermindering tvvdb) in aanmerking genomen. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 548 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 12 december 2013, het bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 16 januari 2014 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij ambtshalve genomen beschikking, gedagtekend 20 maart 2014, heeft de inspecteur de aanslag verminderd door daarbij – met handhaving van de vastgestelde belastbare inkomens uit werk en woning en sparen en beleggen – een vermindering tvvdb in aanmerking te nemen van € 8.150. De in rekening gebrachte heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd tot € 522.
Bij uitspraak van 14 juli 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag zoals deze luidt na de ambtshalve vermindering van 20 maart 2014 gehandhaafd. Daarnaast heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 974 en gelast dat de inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht van € 44 vergoedt.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 augustus 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld:
“2.1. Eiser woont in Nederland. Hij is directeur/grootaandeelhouder van [Y B.V.]
Eiser is eigenaar van een woning in Italië, onderdeel van de grondslag sparen en beleggen. De waarde was per 1 januari 2010 € 1.000.000 en per ultimo 2010 € 1.500.000. Ten behoeve van de verbouwing van dit pand heeft eiser bij zijn eigen BV een lening opgenomen. De rekening-courantschuld bedroeg op 1 januari 2010 € 538.061 en per 31 december 2010 € 603.666. Er is geen hypothecaire zekerheid verstrekt.
Eiser heeft in de aangifte verzocht om aftrek elders belast voor het huis in Italië met een gemiddelde waarde in 2010 van € 1.250.000.
Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag de aftrek elders belast verleend over € 650.000, zijnde de gemiddelde waarde van € 1.250.000 minus de gemiddelde waarde van de op dit huis betrekking hebbende schulden van € 600.000.
Verweerder heeft in de beroepsfase bij beschikking van 20 maart 2014 de aanslag ambtshalve verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.455 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 56.099. Hierbij is hij uitgegaan van een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van € 679.137 (€ 1.250.000 minus de gemiddelde schuld van € 570.863).”
Nu in hoger beroep tegen die feitenvaststelling geen bezwaren zijn ingebracht, zal ook het Hof daarvan uitgaan, met dien verstande dat het Hof de feiten van de rechtbank onder 2.4 en 2.5 verbeterd leest. Het onder 2.4 door de rechtbank vermelde bedrag van € 650.000 betreft - naar tussen partijen niet in geschil is - het bedrag dat door de inspecteur in aanmerking is genomen in de teller van de door hem toegepaste voorkomingsbreuk. De bij de verminderingsbeschikking van 20 maart 2014 in aanmerking genomen vermindering ter voorkoming van dubbele belasting bedraagt € 8.150 (en niet, zoals de rechtbank onder 2.5 heeft vermeld, € 679.137; dit bedrag betreft het in de teller van de voorkomingsbreuk in aanmerking genomen bedrag).
In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast.
Bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2010 is het belastbare inkomen uit sparen en beleggen van belanghebbende (conform diens aangifte) als volgt berekend:
Gemiddelde rendementsgrondslag € 1.445.191
- -
-
af: heffingsvrij vermogen -/- 41.322
- -
-
af: kindertoeslag -/- 1.381
Grondslag berekening voordeel sparen en beleggen € 1.402.488
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen € 56.099
De hierover verschuldigde inkomstenbelasting (vóór vermindering tvvdb) bedraagt € 16.829.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de inspecteur (bij de verminderingsbeschikking van 20 maart 2014) het juiste bedrag aan vermindering tvvdb in aanmerking heeft genomen. Meer specifiek is in geschil of bij de toepassing van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 1990, 86, hierna: de Overeenkomst), bij de berekening van het bedrag van de zogenoemde teller van de voorkomingsbreuk, rekening moet worden gehouden met de schulden die zijn verbonden aan de in Italië gelegen onroerende zaak van belanghebbende.