Gerechtshof Amsterdam, 19-04-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1579, 15/00544 en 16/00032
Gerechtshof Amsterdam, 19-04-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1579, 15/00544 en 16/00032
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 april 2016
- Datum publicatie
- 27 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:1579
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2015:3501, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 15/00544 en 16/00032
Inhoudsindicatie
Bijtelling privé-gebruik auto terecht. Indien in de loop van een kalenderjaar verschillende auto’s ter beschikking worden gesteld, moet een tijdsevenredig deel van het voor elk van die auto’s geldende bijtellingspercentage in aanmerking worden genomen tenzij blijkt dat de auto’s tezamen op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden worden gebruikt. Dit is niet anders indien met betrekking tot een van de auto’s vaststaat dat die niet voor privédoeleinden is gebruikt en/of het bijtellingspercentage voor een van de auto’s op grond van de wet wegens geringe of afwezigheid van CO2-uitstoot tot nihil wordt verlaagd.
Uitspraak
Kenmerken 15/00544 en 16/00032
19 april 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/2651 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
(gemachtigden: J.G. Arentsen en H. Hobbelink).
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 3 januari 2014 bij voor bezwaar vatbare beschikking de aan belanghebbende verstrekte ‘verklaring geen privégebruik auto’ ingetrokken en met dagtekening 24 januari 2014 aan belanghebbende over het tijdvak van 1 januari 2013 tot en met 5 juli 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen/zorgverzekeringswet/werknemersverzekeringen (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 27 mei 2014, de voor bezwaar vatbare beschikking van 3 januari 2014 en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 30 april 2015 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep inzake de naheffingsaanslag ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen uitspraak gedaan op het beroep inzake de intrekking van de ‘verklaring geen privégebruik auto’.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 juni 2015, aangevuld bij brief van 1 juli 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 12 januari 2016 is een nader stuk van belanghebbende ingekomen. Een afschrift hiervan is aan de inspecteur gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2016. Daarbij zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door [Y] , alsmede namens de inspecteur J.G. Arentsen en H. Hobbelink. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.
Belanghebbende was in 2013 in loondienst werkzaam bij [Stichting A] , gevestigd te [B] (hierna: de werkgever).
De werkgever heeft belanghebbende auto’s ter beschikking gesteld. In 2013 waren dat:
- in de periode van 1 januari 2013 – 5 juli 2013 een Mercedes C 220,
kenteken [1] , met een cataloguswaarde van € 57.347 (hierna: de Mercedes);
- in de periode 29 juli 2013 tot en met 31 december 2013 een Opel Ampera,
kenteken [2] , cataloguswaarde € 49.690 (hierna: de Opel).
De Opel is een elektrisch aangedreven auto.
Aan belanghebbende is op zijn verzoek op 7 augustus 2009 bij beschikking een ‘verklaring geen privégebruik auto’ afgegeven.
Ter zake van het ter beschikking stellen van de auto’s in 2013 heeft de werkgever geen voordeel tot het loon gerekend.
Belanghebbende heeft gedurende het tijdvak dat hem de Mercedes ter beschikking is gesteld een rittenregistratie bijgehouden. De Mercedes heeft hij niet voor privé-doeleinden gebruikt. Met ingang van 5 juli 2013 heeft belanghebbende geen rittenregistratie bijgehouden.
Belanghebbende heeft de inspecteur twee op 14 november 2013 bij de Belastingdienst ingekomen formulieren ‘Wijziging of intrekking verklaring geen privégebruik auto’ doen toekomen. Onder ‘2a’ heeft hij op één van die formulieren aangekruist: “U wilt de verklaring intrekken omdat u op kalenderjaarbasis meer dan 500 privékilometers met de (bestel)auto gaat rijden”, en op het andere formulier; “U wilt de verklaring intrekken om een van de volgende redenen:” met daarbij de handmatig bijgeschreven vermelding “Auto met bijtelling 0% vanaf 29-7”.
Bij brief van 6 december 2013 heeft de werkgever de inspecteur op diens verzoek informatie gegeven over de in de loop van 2013 aan belanghebbende ter beschikking gestelde auto’s. In de brief is onder meer het volgende opgenomen:
“De medewerker heeft de Verklaring geen prive gebruik auto ingetrokken. Hij kan immers met zijn nieuwe auto zonder fiscale gevolgen prive-kilometers maken. Deze intrekking had geen betrekking op de oude auto”.
De inspecteur heeft de ‘Verklaring geen privégebruik auto’ met ingang van 2013 ingetrokken en de onderhavige naheffingsaanslag vastgesteld. De naheffing is gebaseerd op een bijtelling van 25% van de cataloguswaarde van de Mercedes en berekend naar tijdsgelang; naar de periode waarop de Mercedes belanghebbende in 2013 ter beschikking heeft gestaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is bij het Hof in geschil of de ‘verklaring geen privégebruik auto’ terecht is ingetrokken en de naheffingsaanslag terecht is vastgesteld.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.