Gerechtshof Amsterdam, 31-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2027, 15/00591
Gerechtshof Amsterdam, 31-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2027, 15/00591
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 maart 2016
- Datum publicatie
- 1 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:2027
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2674
- Zaaknummer
- 15/00591
Inhoudsindicatie
Het bezwaarschrift is, blijkens het poststempel, na afloop van de bezwaartermijn ter post bezorgd. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de terpostbezorging eerder heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
Kenmerk 15/00591
25 mei 2016
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB HAA 14/3429 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2014 op de voet van artikel
22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] (hierna: de woning) voor het jaar 2014, naar de waarde peildatum 1 januari 2013, vastgesteld op € 520.000 (hierna: de beschikking). Op hetzelfde biljet is ook een aanslag onroerendzaakbelasting 2014 (hierna: de aanslag) opgelegd.
Het bezwaar tegen de vastgestelde waarde en de aanslag heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 25 juli 2014 niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 9 juni 2015 heeft de rechtbank het door belanghebbende daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 juli 2015, aangevuld bij brief van 12 augustus 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op 15 maart 2016 zijn per fax nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
2.1.1. De rechtbank heeft in de onderdelen 1 tot en met 3 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’.
“1. De aanslag is gedagtekend op 28 februari 2014.
2. Het bezwaarschrift van eiser is gedagtekend op 10 april 2014. De enveloppe waarin het bezwaarschrift is verzonden, is voorzien van een poststempel met de datum 15 april 2014. Op het bezwaarschrift staat een stempel met als datum binnenkomst 16 april 2014.
3. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.”
2.1.2. Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of het bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard.