Gerechtshof Amsterdam, 19-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2174, 14/01020
Gerechtshof Amsterdam, 19-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2174, 14/01020
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 mei 2016
- Datum publicatie
- 9 juni 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:2174
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1097, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 14/01020
Inhoudsindicatie
Samenloop vrijstelling overdrachtsbelasting. Golfbaan leent zich vanuit perspectief van modale of gemiddelde consument niet voor zelfstandig gebruik zonder clubhuis.
Uitspraak
kenmerk 14/01020
19 mei 2016
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Y] , belanghebbende,
gemachtigde: drs. C. Overduin (Grant Thornton Accountants en Adviseurs B.V. te Alphen aan den Rijn),
alsmede
op het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
- na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden -
tegen de uitspraak van 23 november 2011 in de zaak met kenmerk AWB 11/6014 van de rechtbank ‘s-Gravenhage (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 30 juli 2010 aan belanghebbende ter zake van een verkrijging op 2 augustus 2006 een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting van € 236.607 opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 28 juni 2011, de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 23 november 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 235.066, met nevenbeslissingen als in die uitspraak vermeld.
Bij uitspraak van 8 februari 2013 heeft het Gerechtshof Den Haag de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigd.
In zijn arrest van 12 december 2014, 13/01646, ECLI:NL:HR:2014:3566, BNB 2015/49, heeft de Hoge Raad het door de Staatssecretaris ingestelde beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag vernietigd en het geding naar het Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
Daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, hebben belanghebbende en de inspecteur schriftelijk gereageerd op het arrest; van de reacties is een afschrift aan de wederpartij verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De Hoge Raad is van de volgende feiten uitgegaan.
“ 3.1.1. Belanghebbende heeft bij akte van levering van 2 augustus 2006 een aantal percelen grond (hierna: de percelen) verkregen die door haar werden aangekocht met het oogmerk daarop een golfbaan aan te leggen.
In de akte van levering zijn de percelen aangemerkt als een bouwterrein in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en letter a, onder 1˚, in samenhang gelezen met artikel 11, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB). Ter zake van de leveringen is aan belanghebbende omzetbelasting in rekening gebracht. Wat betreft de heffing van overdrachtsbelasting ter zake van de verkrijging van de percelen heeft belanghebbende zich beroepen op de vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer.
Voorafgaand aan de verkrijging van de percelen is de grond bewerkt. Gewassen zijn verwijderd, grasland is gescheurd, grond is uitgegraven met het oog op de aanleg van waterpartijen, en er zijn hoogteverschillen in het terrein aangebracht. Verder zijn ten behoeve van het bouwverkeer een weg en een parkeerplaats aangelegd.
Na de verkrijging van de percelen zijn ten behoeve van de aanleg van de golfbaan de volgende werkzaamheden verricht: het aanbrengen van 200.000 m3 zand en toplaag, het verrichten van grondwerk water (150.000 m3), de aanleg van putten en 100 kilometer drainage, het maken van bruggen en waterpartijen met drie beschoeiingen (500 meter), het opmetselen van afslagplaatsen, het realiseren van duikers (440 meter) en bunkers (65 stuks), de aanleg van een toegangsweg, paden (3500 meter) en beregeningsinstallaties met pomphuizen en het oprichten van zes zogeheten schuilhutten.
Op later aangekochte belendende grond is een clubhuis gebouwd en is een parkeerterrein aangelegd.
De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de percelen ten tijde van de verkrijging niet zijn aan te merken als een bouwterrein in de zin van artikel 11, lid 4, van de Wet OB en dat een vrijstelling van overdrachtsbelasting niet van toepassing is. Op die grond heeft hij aan belanghebbende ter zake van de percelen de onderhavige naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd.”
In het proces-verbaal van de zitting van het Hof is onder meer de volgende verklaring van een bestuurslid van belanghebbende, [A] , opgenomen:
“De golfbaan en het clubhuis zijn tezamen een vereniging, waarvan je lid kan worden. Je kunt je thuis al omgekleed hebben, maar je moet, voordat je de baan op gaat, eerst langs de caddiemaster. Die regelt de starttijden op een golfbaan. Een golfclub heeft een manager en een caddiemaster. Een tee-box is de afslagplaats van een hole, een onderdeel van een golfbaan. Naast de leden van de vereniging heb je ook vrije spelers. Die moeten zich ook eerst melden bij de caddiemaster. De caddiemaster bevindt zich in het clubhuis. Je moet je dus altijd vooraf melden in het clubhuis, anders kom je de golfbaan niet op. Er zijn geen wandelpaden door de baan heen aangelegd. De baan is omgeven door sloten. De marshal houdt je op de baan in de gaten. Die rijdt rond in een karretje. Hij heeft ook een hokje op de baan van waaruit hij werkt. Voordat je de baan op mag, moet je sowieso je golfvaardigheidsbewijs (GVB) hebben. Op de greenfee, het bedrag dat vrije spelers (niet-leden) moeten betalen, zit 6% BTW.”
In het van het op de zitting verhandelde opgemaakte proces-verbaal is onder meer de volgende verklaring van de inspecteur opgenomen:
“Er wordt door ons niet betwist dat men zich moet melden bij de caddiemaster. Dat het gebruikelijk is dat hij in het clubhuis zit, betwisten wij ook niet.”
3 3. Geschil in hoger beroep na verwijzing
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting terecht is opgelegd, of dat belanghebbende zich terecht heeft beroepen op de vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter a, van de Wet op de belastingen van rechtsverkeer.