Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2187, 15/00599 en 15/00600
Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2187, 15/00599 en 15/00600
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 mei 2016
- Datum publicatie
- 29 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:2187
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2507
- Zaaknummer
- 15/00599 en 15/00600
- Relevante informatie
- Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 20, Wet op de accijns [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-01-2025] art. 48, Wet op de accijns [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-01-2025] art. 49, Wet op de accijns [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-01-2025] art. 71, Uitvoeringsbesluit accijns [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 8, Uitvoeringsbesluit accijns [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 31, Uitvoeringsbesluit accijns [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 32b
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag accijns terecht opgelegd. Vertrouwensbeginsel niet geschonden. Intrekking AGP-vergunning niet onrechtmatig.
Uitspraak
Kenmerken 15/00599 en 15/00600
31 mei 2016
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 14/3369 en 14/3370 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 16 mei 2014 over het tijdvak 25 januari 2013 tot en met 31 maart 2014 aan belanghebbende een naheffingsaanslag accijns opgelegd (nr. 8508.44.393/00.8.0020) ten bedrage van € 251.746.
De inspecteur heeft bij besluit van 21 mei 2014 de vergunning Accijnsgoederenplaats voor de vervaardiging van alcoholhoudende producten (hierna: AGP) van belanghebbende ingetrokken.
Bij uitspraken van 17 juli 2014 heeft de inspecteur de bezwaren tegen de naheffingsaanslag (1.1.1) en de intrekkingsbeschikking (1.1.2) afgewezen.
Bij uitspraak van 7 juli 2015 heeft de rechtbank de door belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op
24 juli 2015. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Het Hof heeft op 4 april 2016 een nader stuk van de inspecteur ontvangen en in kopie doorgezonden aan belanghebbende.
Het Hof heeft op 19 april 2016 een nader stuk van belanghebbende ontvangen en in kopie doorgezonden aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Eiseres houdt zich bezig met het exploiteren van een restaurant en dranklokaal en de vervaardiging van overige alcoholhoudende producten. Zij beschikt voor de vervaardiging van alcoholhoudende producten over een distilleerderij, waar in twee distilleerketels likeuren, korenwijn en jenever worden vervaardigd.
2. Met ingang van 25 januari 2013 beschikt eiseres over een vergunning voor een accijnsgoederenplaats (AGP) voor de vervaardiging van alcoholhoudende producten. Deze vergunning is twee maal gewijzigd in verband met het opnemen c.q. wijzigen van een opslaglocatie in de vergunning.
In de voorwaarden bij de aan eiseres verleende vergunning AGP is onder meer het volgende opgenomen:
“De Douane trekt de vergunning in als:
- u zich niet houdt aan de voorwaarden voor deze vergunning
- u geen of onvoldoende zekerheid hebt gesteld
- u misbruik van de vergunning hebt gemaakt of als u dat hebt geprobeerd
- (…)”
3. Verweerder heeft bij eiseres over de periode 25 januari 2013 tot en met 31 maart 2014 een controle uitgevoerd. In het controlerapport van 16 mei 2014 staat onder meer het volgende vermeld:
“2.6 Fiscaal belang
De afdrachten van de periodieke aangiften bedroegen tijdens de controleperiode:
maand jaar bedrag accijns
februari 2013 -€ 7.996,80
maart 2013 € 0,00
april 2013 -€ 8.150,28
mei 2013 -€ 7.975,00
juni 2013 -€ 9.336,60
juli 2013 -€ 17.534,00
augustus 2013 -€ 20.774,00
september 2013 -€ 73.792,13
oktober 2013 -€ 36.754,00
november 2013 -€ 30.515,00
december 2013 -€ 8.005,70
januari 2014 -€ 12.431,47
februari 2014 -€ 7.592,00
maart 2014 -€ 5.504,20
Totaal -€ 246.361,18
Verloop onderzoek
De controle is op dinsdag 25 september 2013 aangevangen met een inleidend gesprek. Vervolgens zijn er nog meerdere dagen geweest waarbij wij de administratie hebben ingezien. Tijdens deze controledagen was de heer [A] de contactpersoon. Ook de heer [B] was bij de gesprekken aanwezig.
Tijdens de controle hebben wij vastgesteld dat de gegevens die door [X] werden vastgelegd in de administratie (het Excelbestand “verloop”) onvolledig en onduidelijk waren. Uit de administratie bleek niet hoeveel en wat voor soort accijnsgoederen er werden ingeslagen, hoeveel en wat er geproduceerd werd en hoeveel en welk soort accijnsgoed er werd uitgeslagen.
Wij hebben de heer [A] meerdere malen gevraagd om aan te tonen op basis van welke gegevens hij de periodieke aangiften heeft gedaan. Ook hebben wij de heer [A] meerdere malen gevraagd om een overzicht te overleggen van de in-en uitslagen in de AGP en de daarbij behorende onderliggende stukken/bescheiden. De heer [A] overgelegde geen-, onvolledige- en/of onjuiste gegevens. Hierdoor konden wij geen goederenbeweging opzetten. Zie ook hoofdstuk 4.
Op ons verzoek heeft [X] het Excelbestand zodanig moeten aanpassen dat de inslagen, de productie en de uitslagen met verwijzing naar de onderliggende bescheiden te volgen zijn. De heer [B] heeft dit bestand aangepast. Daarna hebben wij vastgesteld dat het bestand nog niet juist wordt ingevuld. Zie ook hoofdstuk 3, paragraaf 5.1.1 en paragraaf 5.1.5.
Voor de controle op de juistheid van de periodieke aangiften zijn wij uitgegaan van de informatie die is overgelegd op 18 maart 2014. Ook hebben wij tekening gehouden met de gegevens die zijn overgelegd op 29 oktober 2013, 28 november 2013 en 21 februari 2014.
Op 17 april 2014 hebben wij het concept rapport naar [X] verzonden.
Op 16 mei 2014 heeft het slotgesprek met [X] plaatsgevonden. Zie ook paragraaf 8.8.
3 Administratieplicht
(…)
Conclusie:
De administratie van [X] voldoet niet aan het bovenstaande, dit omdat de bescheiden onvolledig worden bewaard en niet duidelijk is welke gegevens voor de heffing van belasting van toepassing zijn, zoals het aantal liter van de accijnsgoederen dat is ingeslagen, het alcoholpercentage van de accijnsproducten en de hoogte van het plato gehalte van het bier. [X] kan niet aantonen op basis van welke gegevens de periodieke aangiften zijn gedaan. Zie ook paragraaf 5.1.1 en 6.2.