Hoge Raad, 29-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2507, 16/03483
Hoge Raad, 29-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2507, 16/03483
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 september 2017
- Datum publicatie
- 29 september 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:2507
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2016:2187
- Zaaknummer
- 16/03483
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
29 september 2017
Nr. 16/03483
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 31 mei 2016, nrs. 15/00599 en 15/00600, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 14/3369 en HAA 14/3370) betreffende een aan belanghebbende over de periode 25 januari 2013 tot en met 31 maart 2014 opgelegde naheffingsaanslag in de accijns en een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking als bedoeld in artikel 50, lid 1, van de Wet op de accijns.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.