Gerechtshof Amsterdam, 28-06-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2605, 15/00173 tot en met 15/00177
Gerechtshof Amsterdam, 28-06-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2605, 15/00173 tot en met 15/00177
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 juni 2016
- Datum publicatie
- 13 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:2605
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2418, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 15/00173 tot en met 15/00177
Inhoudsindicatie
Verpakkingenbelasting. De cup en pithouder van een theelicht vormen geen verpakking. Hoger beroep van de inspecteur ongegrond.
Uitspraak
Kenmerken 15/00173 tot en met 15/00177
28 juni 2016
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 14/1012 tot en met 14/1016 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigden: Y.H. Burkink RB en mr. J.A.P.N. Anthonis).
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2008 een naheffingsaanslag verpakkingenbelasting opgelegd van € 114.670, en bij aparte beschikkingen een verzuimboete van € 4.920 opgelegd en € 13.769 aan heffingsrente berekend.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2009 een naheffingsaanslag verpakkingenbelasting opgelegd van € 176.520, en bij aparte beschikkingen een verzuimboete van € 4.920 opgelegd en € 15.173 aan heffingsrente berekend.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een naheffingsaanslag verpakkingenbelasting opgelegd van € 181.526, en bij aparte beschikkingen een verzuimboete van € 4.920 opgelegd en € 11.065 aan heffingsrente berekend.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 een naheffingsaanslag verpakkingenbelasting opgelegd van € 167.740, en bij aparte beschikkingen een verzuimboete van € 4.920 opgelegd en € 5.717 aan heffingsrente berekend.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een naheffingsaanslag verpakkingenbelasting opgelegd van € 216.134.
Na hiertegen gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij uitspraken op bezwaar, gedagtekend 27 januari 2014, de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd en de verzuimboetes vernietigd. Voorts heeft de inspecteur een proceskostenvergoeding toegekend.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld. Bij uitspraak van 9 maart 2015 heeft de rechtbank als volgt beslist, waarbij belanghebbende is aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’:
“De rechtbank:
verklaart de beroepen gegrond;
vernietigt de uitspraken op bezwaar;
vernietigt de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.826,25;
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328 aan eiseres te vergoeden. “
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 april 2015. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Op 13 mei 2016 is van belanghebbende een nader stuk ontvangen. Een afschrift hiervan is aan de inspecteur verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
Feiten
“1. Eiseres vervaardigt en verhandelt theelichtjes. Ieder theelichtje bestaat uit een kaars, een lont bevestigd aan een pithouder en een aluminium cup. De kaars en de lont verdwijnen als gevolg van het gebruik van het theelichtje. De aluminium cup en de pithouder worden na gebruik weggegooid
2. De theelichtjes worden niet individueel aan de consument verkocht, maar in een verpakking (zak of blok) met 10 stuks of een veelvoud daarvan.
3. Op 25 maart 2013 heeft eiseres aanvullende informatie over (primaire) verpakkingen van aluminium en metaal anders dan aluminium (cups en pithouders) verstrekt. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder op 23 april 2013 de naheffingsaanslagen opgelegd.
Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de bestreden naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.
Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.