Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2623, 15/00037 tot en met 15/00040
Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2623, 15/00037 tot en met 15/00040
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 mei 2016
- Datum publicatie
- 6 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:2623
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1314, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/00037 tot en met 15/00040
Inhoudsindicatie
Douane; belanghebbende is in de gegeven omstandigheden – ondanks een gebrek in de machtiging – rechtsgeldig direct vertegenwoordigd en daarom terecht als douaneschuldenaar aangemerkt; indeling scheepscasco’s (‘zeeschepen’ of ‘andere’?); verdedigingsbeginsel geschonden? UTB tijdig bekendgemaakt? Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Uitspraak
Kenmerken 15/00037 tot en met 15/00040
31 mei 2016
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 13/4782 tot en met 13/4785 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 9 maart 2012 een uitnodiging tot betaling uitgereikt voor een bedrag van € 39.882 aan douanerechten (hierna: UTB 1).
De inspecteur heeft met dagtekening 15 maart 2012 een UTB uitgereikt voor een bedrag van € 48.985,50 aan douanerechten (hierna: UTB 2).
De inspecteur heeft met dagtekening 29 maart 2012 een UTB uitgereikt voor een bedrag van € 38.611,25 aan douanerechten (hierna: UTB 3).
De inspecteur heeft met dagtekening 14 augustus 2012 een UTB uitgereikt voor een bedrag van € 387.626,21 aan douanerechten (hierna: UTB 4).
Bij uitspraken op bezwaar van 13 november 2013 heeft de inspecteur de hiervoor genoemde UTB’s gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 22 december 2014 het beroep inzake UTB 2 gegrond verklaard en deze UTB verminderd tot € 15.028. De overige beroepen heeft de rechtbank ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 januari 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 4 februari 2016, 5 februari 2016 en 15 februari 2016 nadere stukken ingediend. Deze nadere stukken zijn in kopie aan de wederpartij toegezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
Bij brief van 26 februari 2016 heeft het Hof het onderzoek heropend. Partijen hebben op
verzoek van het Hof ontbrekende processtukken verstrekt bij brieven van 1 maart 2016 (inspecteur) en 16 maart 2016 (belanghebbende). Partijen hebben toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Daarop is het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’:
“ Zaak 13/4782 [Hof: UTB 4]
1. [Q] B.V. (hierna: [Q]) heeft in de periode 24 september 2009 tot en met 19 mei 2010 namens eiseres 22 aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van scheepscasco’s (in vier gevallen met de toevoeging: [type 4]) met land van oorsprong China. De scheepscasco’s zijn aangeven onder GN-code 8901 90 10.
Zaak 13/4783 [Hof: UTB 1]
2. [Q] heeft op 12 maart 2009 namens eiseres twee aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van scheepscasco’s met land van oorsprong China. De scheepscasco’s zijn aangegeven onder GN-code 8901 90 10.
Zaak 13/4784 [Hof: UTB 3]
3. [Q] heeft op 30 maart 2009 namens eiseres twee aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van scheepscasco’s met land van oorsprong China. De scheepscasco’s zijn aangegeven onder GN-code 8901 90 10.
Zaak 13/4785 [Hof: UTB 2]
4. [Q] heeft op 18 maart 2009 namens eiseres twee aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van scheepscasco’s met land van oorsprong China. De scheepscasco’s zijn aangegeven onder GN-code 8901 90 10.
Alle zaken
5. Op 30 maart 2009 heeft verweerder een fysieke controle uitgevoerd inzake de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer met nummer NL [aangiftenummer]. Deze aangifte is niet in de navordering betrokken. Het formulier ‘Bijlage - Fysieke controle’ vermeldt:
“Fase invullen
Overeenstemmingscontrole: scheepscasco en controle op bijpak accijns goederen zoals olie e.d.
Fase bevindingen
(…)
bevonden:
een scheepscasco
nummer 705
ten tijde van controle geen bijpak”
6. Vanaf 31 mei 2011 heeft verweerder contact met [Q] in het kader van het controleproject ‘scheepscasco’s’, welk project betrekking heeft op de indeling van scheepscasco’s. Voor zeeschepen van onder meer goederencode 8901 90 10 was vóór en ná 1 januari 2006 sprake van een nihil-recht. Voor goederencode 8901 90 99 geldt vanaf 1 januari 2006 geen nihil-recht meer, omdat het algemeen preferentieel systeem niet meer van toepassing is op die goederencode in combinatie met oorsprong Volksrepubliek China.
7. Verweerder heeft op 6 maart 2012 bij eiseres een controle na de invoer (hierna: cni) uitgevoerd als bedoeld in artikel 78 van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) naar de aanvaardbaarheid van de aangiften voor het brengen in het vrije verkeer in de periode 12 maart 2009 tot en met 19 mei 2010. Van deze controle heeft verweerder een rapport opgesteld dat is gedagtekend 22 juni 2012 en dat – voor zover thans van belang – onder meer inhoudt:
“3 Bevindingen
Bevindingen algemeen
Voor het doen van de aangiften genoemd in bijlage 1 van dit rapport heeft [X] zich ‘direct’ laten vertegenwoordigen door [Q] C.V. De mogelijkheid van directe vertegenwoordiging is gebaseerd op artikel 5 van de Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het Communautair Douanewetboek (hierna CDW). In de situatie van directe vertegenwoordiging wordt de vertegenwoordigde aangemerkt als aangever. In genoemde aangiften wordt [X] dus op grond van artikel 4 onder nummer 18 van het CDW aangemerkt als aangever.
Bevindingen met betrekking tot de indeling
Tijdens de controle na de invoer bij u te [Z] zijn bij u met betrekking tot de hierna genoemde aangiften voor plaatsing onder de douaneregeling ‘in het vrije verkeer brengen’ (hierna aangiften) onregelmatigheden geconstateerd. De genoemde aangiften hebben allen betrekking op scheepcasco’s. Daarbij heeft u gekozen voor een indeling in tariefpost 8901 9010 00, andere schepen voor het vervoer van goederen en andere schepen die zowel bestemd zijn voor het vervoer van personen als van goederen, zijnde zeeschepen. Naar mijn mening is die tariefpost onjuist en had 8901 9099 00 moeten worden gebruikt, zijnde andere schepen voor het vervoer van goederen en andere schepen die zowel bestemd zijn voor het vervoer van personen als van goederen, zijnde andere met mechanische voortbeweging. Indien het een tankschip, niet zijnde een zeeschip, betreft dan moet de tariefpost 8901 2090 00 gebruikt worden.
Uit mij op dit moment bekende gegevens is af te leiden dat er hier geen sprake is van casco’s van zeeschepen. De door ons onderzochte casco’s waren niet bestemd voor de productie van een schip ontworpen en gebouwd voor de vaart in volle zee als bedoeld in aanvullende aantekening 1 (GN) op Hoofdstuk 89 van de Gecombineerde Nomenclatuur. Op basis van de indelingsregels 1, 2a en 6 deel ik de casco’s dan ook niet in als casco’s voor zeeschepen. Ik leid dit af uit de onderstaande bescheiden uit uw administratie en uit het uiteindelijk gebruik van de casco’s voor de binnenvaart.”
8. Bij brief van 7 maart 2012 heeft verweerder eiseres op de hoogte gesteld van het voornemen om tot navordering over te gaan. Die brief heeft betrekking op de aangiften tot en met de aanvaardingsdatum 30 maart 2009. De brief houdt – voor zover thans van belang – onder meer in:
“Zoals tijdens de controle op 6 maart 2012 afgesproken heeft u tot 9 maart 2012 de tijd om eventueel uw standpunt ten opzichte van mijn voornemen kenbaar te maken. Ik heb deze termijn met u afgesproken in verband met het verlopen van de navorderingstermijn.”
9. Bij brief van 9 maart 2012 aan verweerder heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat zij geen termijn met verweerder heeft afgesproken en dat een reactietermijn van één dag te kort is.
10. Bij brief van 9 maart 2012 heeft verweerder voor de aangiften met aanvaardingsdatum 18 maart 2009 de reactietermijn verlengd tot uiterlijk 15 maart 2012 en voor de aangiften met aanvaardingsdatum 30 maart 2009 is de uiterste reactiedatum op 23 maart 2013 bepaald. Voor de aangiften met aanvaardingsdatum 12 maart 2009 is de termijn niet verlengd en is met dagtekening 9 maart 2012 een utb uitgereikt.
11. Bij brief van 13 maart 2012 aan verweerder heeft eiseres laten weten dat ook deze termijn te kort is.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
In aanvulling op de door de rechtbank genoemde feiten stelt het Hof de volgende feiten vast.
De bestreden UTB’s, voor zover in hoger beroep nog in geschil, betreffen de volgende 27 aangiften:
UTB 1 – 9 maart 2012
Aangiftenr. [aangiftenummer] |
Datum aangifte |
Waarde |
Tarief |
Type |
Correctie |
[aangiftenummer] |
12-3-2009 |
€ 1.173.000 |
1,7% |
- |
€ 19.941,00 |
[aangiftenummer] |
12-3-2009 |
€ 1.173.000 |
1,7% |
- |
€ 19.941,00 |
Totaal |
€ 39.882,00 |
UTB 2 – 15 maart 2012
Aangiftenr. [aangiftenummer] |
Datum aangifte |
Waarde |
Tarief |
Type |
Correctie |
[aangiftenummer] |
18-3-2009 |
€ 884.000 |
1,7% |
[type 1] |
€ 15.028,00 |
Totaal |
€ 15.028,00 |
UTB 3 – 29 maart 2012
Aangiftenr. [aangiftenummer] |
Datum aangifte |
Waarde |
Tarief |
Type |
Correctie |
[aangiftenummer] |
30-3-2009 |
€ 656.250 |
1,7% |
[type 1] |
€ 11.156,25 |
[aangiftenummer] |
30-3-2009 |
€ 1.615.000 |
1,7% |
[type 2] |
€ 27.455,00 |
Totaal |
€ 38.611,25 |
UTB 4 – 14 augustus 2012
Aangiftenr. [aangiftenummer] |
Datum aangifte |
Waarde |
Tarief |
Type |
Correctie |
[aangiftenummer] |
24-9-2009 |
€ 1.160.000 |
1,7% |
[type 3] |
€ 19.720,00 |
[aangiftenummer] |
24-9-2009 |
€ 1.540.000 |
1,7% |
[type 2] |
€ 26.180,00 |
[aangiftenummer] |
22-10-2009 |
€ 2.045.000 |
1,7% |
[type 4] |
€ 34.765,00 |
[aangiftenummer] |
16-3-2010 |
€ 1.575.843 |
1,7% |
[type 4] |
€ 26.789,33 |
[aangiftenummer] |
25-3-2010 |
€ 1.575.843 |
1,7% |
[type 4] |
€ 26.789,33 |
[aangiftenummer] |
4-5-2010 |
€ 966.920 |
1,7% |
[naam] ([type 4]) |
€ 16.437,64 |
[aangiftenummer] |
6-5-2010 |
€ 676.350 |
1,7% |
[type 5] |
€ 11.497,95 |
[aangiftenummer] |
7-5-2010 |
€ 851.716 |
1,7% |
[type 6] |
€ 14.479,17 |
[aangiftenummer] |
7-5-2010 |
€ 651.300 |
1,7% |
[type 7] |
€ 11.072,10 |
[aangiftenummer] |
10-5-2010 |
€ 831.660 |
1,7% |
[type 7] |
€ 14.138,22 |
[aangiftenummer] |
10-5-2010 |
€ 831.660 |
1,7% |
[type 7] |
€ 14.138,22 |
[aangiftenummer] |
11-5-2010 |
€ 731.460 |
1,7% |
[type 5] |
€ 12.434,82 |
[aangiftenummer] |
11-5-2010 |
€ 681.360 |
1,7% |
[type 5] |
€ 11.583,12 |
[aangiftenummer] |
12-5-2010 |
€ 681.360 |
1,7% |
[type 5] |
€ 11.583,12 |
[aangiftenummer] |
12-5-2010 |
€ 731.460 |
1,7% |
[type 5] |
€ 12.434,82 |
[aangiftenummer] |
12-5-2010 |
€ 1.132.260 |
1,7% |
[type 8] |
€ 19.248,42 |
[aangiftenummer] |
12-5-2010 |
€ 1.132.360 |
1,7% |
[type 8] |
€ 19.250,12 |
[aangiftenummer] |
17-5-2010 |
€ 701.400 |
1,7% |
[type 7] |
€ 11.923,80 |
[aangiftenummer] |
19-5-2010 |
€ 1.132.260 |
1,7% |
[type 8] |
€ 19.248,42 |
[aangiftenummer] |
19-5-2010 |
€ 931.860 |
1,7% |
[type 6] |
€ 15.841,62 |
[aangiftenummer] |
19-5-2010 |
€ 1.132.260 |
1,7% |
[type 8] |
€ 19.248,42 |
[aangiftenummer] |
19-5-2010 |
€ 1.107.210 |
1,7% |
[type 8] |
€ 18.822,57 |
Totaal |
€ 387.626,21 |
Voor de onder 2.3.1 genoemde scheepscasco’s die zijn aangeduid met een typenaam heeft belanghebbende attesten van Bureau Veritas overgelegd, alle afgegeven te Rotterdam, op 5 maart 2012, waarin onder meer het volgende wordt verklaard:
“Subject : Adaption hull
Vessel’s type : [Hof: vermelding typenaam]
Dimensions : [Hof: vermelding lengte x breedte x hoogte]
Drawing number : [Hof: vermelding nummer bouwtekening]
BV Register number : [Hof: vermelding registratieummer Bureau Veritas]
The undersigned, acting within the scope of the General Conditions of the Marine Branch of Bureau Veritas, which regulate the interventions of this Society,
herewith declares that,
The hulls of above mentioned type with BV Register number and dimensions as listed above may be adapted to fit the navigation notation “coastal area” or “sheltered area” as specified in the Rule Note 467, Pt A, Ch 1, Sec 2.5.2.4 & Sec 2.5.2.5, with construction marks • Hull • Mach as specified in Pt A, Ch 1, Sec 2.3.2.3.
(…)”
Tot de gedingstukken behoort een brief van belanghebbende van 15 december 2011, gericht aan de inspecteur, met de volgende inhoud:
“Betreft: Invoer van scheepscasco’s (uw kenmerk: [kenmerk])
(…)
Naar aanleiding van uw brief van 22 november 2011, waarin u mij verzocht om aanvullende informatie/documentatie te overleggen voor een aantal door ons ingevoerde scheepscasco’s, informeer ik u als volgt.
Wij zijn momenteel bezig met het verzamelen van de door u gevraagde informatie. Maar dit verzamelen van de casco’s, die op de betreffende 15 aangiften ten invoer werden aangegeven vergt enige tijd, aangezien een aantal dossiers door ons reeds is gearchiveerd. Mede door de drukte voor de komende feestdagen en de voorbereidingen van de jaarafsluiting 2011, die gevolgd wordt door een controle van onze account, verwacht ik echter dat ik de gevraagde informatie uiterlijk 15 februari 2012 aan u kan toezenden.
(…)”
Tot de stukken van het geding behoort een brief van belanghebbende aan de inspecteur, gedagtekend 14 februari 2012, met de volgende inhoud:
Betreft: invoer scheepscasco’s
kenmerk: [kenmerk]
(…)
“In aanvulling op mijn brief van 9 februari 2012 kan ik u meedelen dat ik inmiddels nadere informatie heb gekregen van [Q] B.V. over haar optreden als douane-expediteur, informatie die wij nog nader moeten bestuderen.
Verder vernamen wij van [Q] B.V. dat u heden een bespreking heeft met [Q] B.V. over de inklaring van scheepscasco’s die voor ons bestemd waren. Indien en voor zover u na dit gesprek van ons nog nadere informatie wenst en/of onze medewerking behoeft, dan horen wij dat graag.
Een afschrift van deze brief zullen wij tevens sturen aan [Q] B.V..”
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of:
- -
-
belanghebbende terecht als douaneschuldenaar is aangemerkt;
- -
-
de scheepscasco’s moeten worden ingedeeld als “zeeschepen” onder GN-code 8901 2010 of 8901 9010 (vrij) of als “andere schepen” onder GN-code 8901 2090 of 8901 90 99 (1,7%);
- -
-
de cumulatieve voorwaarden voor het afzien van navordering zijn vervuld, als bedoeld in artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het CDW;
- -
-
de UTB’s dienen te worden vernietigd wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel;
- -
-
het beginsel van de eerbiediging van de rechten van de verdediging is geschonden bij het uitreiken van UTB 1 en UTB 2;
- -
-
ter zake van de op 30 maart 2009 aanvaarde aangiften, begrepen in UTB 3, de mogelijkheid tot navordering is verjaard;
- -
-
het motiveringsbeginsel is geschonden in de uitspraak op bezwaar inzake UTB 4.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.