Gerechtshof Amsterdam, 03-06-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2677, 14/00221
Gerechtshof Amsterdam, 03-06-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2677, 14/00221
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 3 juni 2016
- Datum publicatie
- 13 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:2677
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:1706
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:740
- Zaaknummer
- 14/00221
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft niet de forfaitaire methode toegepast bij de splitsing van de omzet in verkopen naar algemeen- en laag tarief van de omzetbelasting. Tegenover de betwisting door de inspecteur is belanghebbende niet geslaagd in de op haar rustende bewijslast dat de door haar gehanteerde splitsing op basis van een mengpercentage aannemelijk is. De berekening van de inspecteur dient in beginsel te worden gevolgd. In casu is geen sprake van door de Belastingdienst gewekt vertrouwen. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.
Uitspraak
Kenmerk 14/00221
3 juni 2016
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. F.H.H. Sijbers,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerken AWB 11/5702, 11/5992 en 11/5994
van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met
31 december 2005 met dagtekening 2 maart 2007 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 244.777, daarbij € 25.502 aan heffingsrente in rekening gebracht en een boete van € 61.194 opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 28 oktober 2011 de naheffingsaanslag en beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar op 26 oktober 2011 beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep van [F] B.V., een aan belanghebbende gelieerde vennootschap.
Bij uitspraak van 5 maart 2014 heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – als volgt beslist, waarbij belanghebbende is aangeduid als “eiseres” en de inspecteur als “verweerder”:
“
De rechtbank:
- verklaart het beroep met het nummer AWB 11/5702 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 28 oktober 2011 voor zover die betrekking heeft op de boete;
- vermindert de boete met 10% wegens overschrijding van de redelijke termijn;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 273,75;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 vergoedt;”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 10 april 2014. Het Hof heeft het hoger beroep met betrekking tot de naheffingsaanslag en beschikkingen geregistreerd onder kenmerk 14/00221. Belanghebbende heeft het hoger beroep bij brief van 8 mei 2014 nader gemotiveerd. De inspecteur heeft een verweerschrift met dagtekening 10 juni 2014 ingediend.
Het Hof heeft van partijen de volgende stukken ontvangen, waarvan telkens een afschrift is verzonden aan de wederpartij:
- een aanvulling bij brief van 12 februari 2015 op het hoger beroep van belanghebbende;
- een aanvulling bij brief van 6 mei 2015 op het verweer van de inspecteur;
- een nadere aanvulling bij brief van 13 november 2015 op het hoger beroep van belanghebbende.
Op 18 december 2015 heeft een regiezitting in de zin van artikel 8:44 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) plaatsgevonden; de regiezitting had mede betrekking op de hoger beroepen van een zevental aan belanghebbende gelieerde vennootschappen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
Het Hof heeft vervolgens van partijen de volgende stukken ontvangen, waarvan telkens een afschrift is verstrekt aan de wederpartij:
- nadere stukken bij brief van 12 februari 2016 van belanghebbende;
- nadere stukken bij brief van 17 februari 2016 van de inspecteur;
- nadere stukken bij brief van 29 februari 2016 van belanghebbende;
- nadere stukken bij brief van 4 maart 2016 van belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
Het onderzoek ter zitting inzake de hoger beroepen van het hierover genoemde zevental vennootschappen heeft op 10 mei 2016 plaatsgevonden. Met instemming van partijen is aldaar het onderzoek in deze zaak heropend en daarop weer gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende, opgericht op 1 januari 1996, is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Zij exploiteert met ingang van haar oprichtingsdatum een tuincentrum.
Belanghebbende is een dochteronderneming van [Q] B.V. (hierna: Beheer). Beheer is gevolmachtigd bestuurder, alleen/zelfstandig bevoegd, van belanghebbende. Directeur-grootaandeelhouder van Beheer is [Q] .
Beheer is ook houdstermaatschappij van acht andere ondernemingen genaamd [A] B.V., [B] B.V., [C] B.V., [D] B.V., [E] B.V., [F] B.V., [G] B.V. en [H] B.V. De dochterondernemingen exploiteren ieder een tuincentrum.
Belanghebbende verkoopt goederen die onder het algemene tarief van de omzetbelasting vallen en goederen die onder het verlaagde tarief vallen.
Bij de Belastingdienst is in augustus 2004 een anonieme melding binnengekomen met de navolgende inhoud:
“L.S.
Bijgaand doe ik U diverse kopieën toekomen van boekingsstukken uit de administratie van [naam tuincentra] te [X] , [C] en [E] .
Uit deze stukken blijkt duidelijk dat er diverse malen is (wordt) gesjoemeld in opdracht van de hoge heren.
Verder worden (werden) de verkopen van blokhutten aangeslagen op tuinplanten in plaats op hout. Dit scheelde 13% OB afdracht.
Ook de aangiften van OB worden systematisch met ca. 10.000,00 verlaagd en deze verlaging wordt in de loop van twee tot drie maanden weer in gelopen.
Tevens wordt het winkelpersoneel zwart betaald op de navolgende wijze;
Eind van de dag worden er retouren aangeslagen op de kassa’s, welke in werkelijkheid niet zijn en het geld wat dan over is wordt in een potje gedaan voor extra uitbetalingen.”
Naar aanleiding van deze anonieme melding is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld op 31 januari 2006. In het met dagtekening 23 februari 2007 hieromtrent uitgebrachte rapport is – voor zover van belang – vermeld:
“1 Reikwijdte van het onderzoek
In de aankondigingsbrief van 13 januari 2006 is een onderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting over de jaren 2001 tot en met 2004. Op 8 maart 2006 (brief abusievelijk gedagtekend 13 januari 2006) is schriftelijk medegedeeld dat ook het jaar 2005 in het onderzoek wordt betrokken.
Het onderzoek is beperkt gebleven tot de omzetbelasting.
Mede in verband met (het verstrijken van) wettelijke termijnen is het jaar 2001 buiten beschouwing gelaten.
(…)
3 Algemeen
Ondernemer en onderneming
(…)
[X] B.V. is opgericht per 1 januari 1996.
Het tuincentrum voert een uitgebreid assortiment, waarvan met name de food en non-food artikelen voor huisdieren een aanzienlijk deel van de omzet uitmaken.
Het tuincentrum biedt momenteel -tegen vergoeding- onderdak aan een drietal aanvullende ondernemingen: een winkel in tuinmeubelen en dergelijke, een handel in sierbestrating, later uitgebreid met door [Q] afgestoten verkoop van blokhutten en een exploitant van de horecavoorziening.
[X] maakt sinds de start in 1996 gebruik van elektronische kasregisters. In 2005 is overgestapt op computerkassa’s.
Zowel de kasregisters als de computerkassa’s zijn gekoppeld aan de computer op het hoofdkantoor. De gegevens uit de kasregisters worden ’s-nachts via (automatische) datatransmissie opgehaald. De kassa’s worden vervolgens vanuit het hoofdkantoor ‘genuld’ en staan dan weer klaar voor de eerste klant.
Administratie
De voor dit onderzoek relevante administratie bestaat ondermeer uit:
• dagelijks Z-verslag per kasregister;
• dagelijks cumulatief Z-verslag van de gezamenlijke kasregisters;
• dagelijkse kasafsluitingsstaat per kassa;
• dagelijks kasoverzicht van de gebruikte kassa’s;
• lijsten ‘Kas journaalpost’ per week;
• Uitdraaien ‘Omzet gesorteerd op groep’.
De maandelijkse aangiften omzetbelasting worden ‘in eigen huis’ verzorgd, de accountant draagt zorg voor de suppletieaangifte.
(…)