Home

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2761, 15/00771

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2761, 15/00771

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
31 mei 2016
Datum publicatie
11 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:2761
Formele relaties
Zaaknummer
15/00771

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is directeur en enig aandeelhouder van A bv. A bv heeft dividend uitgekeerd. A bv heeft de af te dragen dividendbelasting als schuld op de balans opgenomen. De schuld staat thans nog steeds op de balans. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/Pvv de dividendbelasting verrekend. Het Hof oordeelt dat deze dividendbelasting niet kan worden verrekend. De dividendbelasting is niet ingehouden omdat niet aannemelijk is geworden dat er een oogmerk was de dividendbelasting af te dragen. Belanghebbende heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij te dien aanzien te goeder trouw was.

Uitspraak

kenmerk 15/00771

31 mei 2016

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 26 augustus 2015 in de zaak met kenmerk HAA 15/468 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 8 december 2009 is aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (Ib/Pvv) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.485 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 250.000 en met verrekening van € 37.500 aan dividendbelasting.

1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 9 januari 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag opgelegd in de Ib/Pvv berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.485 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 250.000 (hierna: de navorderingsaanslag). Bij de navorderingsaanslag is geen dividendbelasting verrekend. Gelijktijdig en vervat in hetzelfde geschrift is een vergrijpboete ten bedrage van € 15.000 opgelegd (hierna: de vergrijpboete).

1.3.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 9 december 2014, de navorderingsaanslag gehandhaafd en de vergrijpboete laten vervallen.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard.

1.5.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 6 oktober 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 2. Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in het onderdeel ‘Feiten’ van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de later in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“1. Op 13 september 2009 heeft [adviseur] (hierna: de adviseur) de aangifte ib/pvv 2007 van eiser ingediend. In 2007 genoot eiser inkomsten uit dienstbetrekking van [A bv] (hierna: de vennootschap). Eiser is enig aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap. Naast de inkomsten uit dienstbetrekking is in de aangifte een voordeel uit aanmerkelijk belang aangegeven van € 250.000. Bij het onderdeel “totaal voorheffing kansspel- en ned. dividendbelasting” is een bedrag van € 37.500 aangegeven.

2. De aangifte vennootschapsbelasting (hierna: vpb) 2007 van de vennootschap is op 29 april 2009 ingediend door de adviseur. In de aangifte vpb 2007 staat, voor zover thans van belang, het volgende:

619 Aan dividendbel onderworpen winstuitdelingen

datum uitdeling winst

datum aangifte dividendbelasting

bedrag ingehouden dividendbelasting

bedrag winstuitdeling

spec aan dividendbelasting onderworpen winstuitdelingen

20-12-2007

20-12-2007

37.500

250.000

totaal bedragen uitdeling

250.000

3. Het nettobedrag van de dividenduitkering, € 212.500, is door de vennootschap verrekend met de schuld van eiser aan de vennootschap. Het bedrag aan nog af te dragen dividendbelasting (€ 37.500) is in de jaarrekening 2007 van de vennootschap opgenomen onder de post kortlopende schulden en staat thans nog steeds als schuld op de balans.

4. In de brief van 18 maart 2013 heeft verweerder aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt om de navorderingsaanslag op te leggen en daarbij een bedrag van € 37.500, zijnde de aangegeven voorheffing, te corrigeren.”

2.2.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing