Gerechtshof Amsterdam, 05-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:29, 14/00115
Gerechtshof Amsterdam, 05-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:29, 14/00115
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 5 januari 2016
- Datum publicatie
- 13 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:29
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:128, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/00115
Inhoudsindicatie
Bij taxibedrijf werkzame personen, onder wie belanghebbende, zijn in dienst bij payrollbedrijven die geen loonheffing afdragen. Belanghebbende is te dezer zake niet te goeder trouw en is IB/Pvv verschuldigd over het netto ontvangen loon, zonder verrekening van loonheffing. Loon dat bij de payrollbedrijven bij wege van eindheffing was betrokken in de loonheffing, wordt echter uit de aanslag IB/Pvv geëlimineerd. Dit geldt niet voor zover de aan de payrollbedrijven opgelegde naheffingsaanslagen tot nihil waren verminderd
Uitspraak
kenmerk 14/00115
5 januari 2016
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. P. de Haas te Rotterdam
tegen
de uitspraak van 15 januari 2015 in de zaak met kenmerk AWB 13/2150 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 5 december 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een inkomen uit werk en woning van € 19.054 en zonder verrekening van loonheffing. Op hetzelfde aanslagbiljet is een verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte ad € 226 bekend gemaakt en bij beschikking heffingsrente ad € 1.226 in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 19 maart 2013, het bezwaar afgewezen.
Bij uitspraak van 15 januari 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 februari 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is gelijktijdig behandeld met die van de echtgenote van belanghebbende, [echtgenote] (kenmerk 14/00116).
Al hetgeen in één van deze zaken is vermeld of verklaard, wordt eveneens geacht te zijn vermeld of verklaard in de andere zaak.
Op 22 januari 2015 zijn nadere stukken ontvangen van mr. P. de Haas als gemachtigde van belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting is aangevangen op 4 februari 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is gezonden.
Bij brief van 18 februari 2015 heeft het Hof aan partijen meegedeeld dat het onderzoek is heropend en hun verzocht schriftelijke inlichtingen te verstrekken. De inspecteur heeft inlichtingen verstrekt bij brief van 4 maart 2015; de gemachtigde bij brief van 10 maart 2015. De inspecteur heeft gereageerd bij brief van 29 mei 2015; de gemachtigde bij brief van 4 juni 2015.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 10 juni 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is gezonden.
Bij brief van 24 juni 2015 heeft het Hof partijen verzocht schriftelijke inlichtingen te verstrekken. De gemachtigde heeft inlichtingen verstrekt bij brief van 14 juli 2015, de inspecteur bij brief van 15 juli 2015.
Van de inspecteur is op 6 oktober 2015 een pleitnota ontvangen voor de zitting van 14 oktober 2015.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet en gesloten op 14 oktober 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.
Van voormelde door partijen aan het Hof gezonden stukken is telkens een afschrift aan de wederpartij verstrekt.
2 2. Feiten
Het Hof vindt aanleiding de feiten als volgt vast te stellen.
Belanghebbende, evenals zijn echtgenote geboren in 1953, is werkzaam bij een taxibedrijf dat in het onderhavige jaar werd geëxploiteerd door [AA] B.V. en voorheen door andere rechtspersonen althans onder andere namen. Zijn dochter is directeur en enig aandeelhouder van [AA] B.V. Bij het bedrijf zijn enkele tientallen taxichauffeurs werkzaam. De werkzaamheden van belanghebbende bestaan uit het opstellen van de werkroosters voor en het aansturen van de taxichauffeurs. De administratie en de belastingaangiften werden in het onderhavige jaar verzorgd door (wijlen) [A] Adviesgroep (hierna: [A] ).
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 de volgende bedragen aan loon en ingehouden loonheffing vermeld:
Naam werkgever(s) Ingehouden loonheffing Loon
[BB] 2.211 5.932
[CC] 4.422 11.864
[DD] BV 7.279 25.347
Totaal 13.912 43.143
Op het verzoek van de inspecteur om jaaropgaven te verstrekken, heeft belanghebbende voor wat het jaar 2009 betreft uitsluitend een jaaropgave van [CC] , [adres 1] , overgelegd. De bedragen aan loon en ingehouden loonheffing op die jaaropgave komen overeen met de bedragen in de aangifte. Op de jaaropgave is voorts vermeld 'Loonheffingskorting (...) met ingang van (...) 1 november 2009'. Tot de gedingstukken behoren voorts de door belanghebbende aan de inspecteur overgelegde jaaropgaven 2010 van ' [CC] ' en 2011 van ' [FF] LTD', beide met vermelding van het adres [adres 1] .
De gemachtigde heeft aan het Hof drie loonstroken, gericht aan belanghebbende, overgelegd die respectievelijk betrekking hebben op de maanden oktober, november en december 2009. Deze loonstroken vermelden (telkens) een brutoloon van € 5.745,91, ingehouden bedragen (waaronder loonheffing ad € 2.210,85) en een netto uit te betalen bedrag van € 3.500.
Op de loonstrook over oktober 2009 is vermeld dat belanghebbende het werknemernummer [1] heeft en op 1 oktober 2009 in dienst is getreden. Bij de vaste gegevens is vermeld 'Taxichauff. Parttime.
Op de loonstroken over de maanden november en december 2009 is vermeld dat belanghebbende het werknemernummer [2] heeft en op 1 november 2009 in dienst is getreden. Bij de vaste gegevens is vermeld 'Adviseur'.
De loonstroken vermelden geen (naam van een) inhoudingsplichtige.
Uit bij brief van gemachtigde van 10 maart 2015 overgelegde bankafschriften van een en/of rekening van belanghebbende en zijn echtgenote en van een eigen ING-rekening, blijkt dat belanghebbende en zijn echtgenote in het jaar 2009 bedragen met de omschrijving 'salaris' of 'deelbetaling salaris' hebben ontvangen van achtereenvolgens [EE] B.V., [DD] B.V., [BB] , [GG] B.V. en [CC] . De ontvangen bedragen kwamen doorgaans uit op € 3.000 per maand voor belanghebbende en € 1.500 per maand voor zijn echtgenote.
Op 26 januari is een van [KK] op diezelfde dag onder de omschrijving 'salaris' ontvangen bedrag van € 750 meteen weer terugbetaald.
Op 2 juni 2009 is - zonder omschrijving - op de en/of rekening een bedrag van € 3.250 ontvangen vanaf een ING-rekening ten name van belanghebbende.
Op 27 augustus 2009 zijn op de en/of rekening betalingen van € 1.500 en € 3.000 ontvangen met als omschrijving 'declaratie 2009.08 [belanghebbende]' en 'declaratie 2009.08 [echtgenote]'.
Op 29 september 2009 is - zonder omschrijving - op de en/of rekening een bedrag van € 2.500 ontvangen dat is overgemaakt vanaf voormelde ING-rekening van belanghebbende. Met dezelfde boekingsdatum is op die ING-rekening een bedrag van € 3.000 met als omschrijving 'salaris' ontvangen van [BB] .
Op 30 oktober 2009 is - zonder omschrijving - op de en/of rekening een bedrag van € 3.000 ontvangen dat is overgemaakt vanaf de ING-rekening van belanghebbende.
Met dezelfde boekingsdatum is op die ING-rekening een bedrag van € 3.000 met als omschrijving 'salaris' ontvangen van [BB] .
Met boekingsdatum 2 maart 2009 zijn vanaf de ING-rekening van belanghebbende bedragen overgemaakt aan 21 personen met als omschrijving (telkens) 'salaris 2009-2' dan wel 'salaris 2009'.
Volgens gegevens van de Kamer van Koophandel stond belanghebbende van 7 oktober 2004 tot 21 oktober 2008 ingeschreven als bestuurder van de vennootschap [EE] Limited. In een op 20 september 2007 uitgebracht verslag van een boekenonderzoek bij [EE] Limited naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonbelasting over het tijdvak oktober 2004 tot en met december 2005 is onder meer het volgende vermeld:
"De aandelen zijn in handen van (...) [belanghebbende], 600 aandelen [Hof: 60%].
Bestuurder van de Limited is [belanghebbende] (...). De onderneming is gestart op 12 oktober 2004. (...) De onderneming (...) is thans gevestigd op het adres [adres 2] .
(...) De ondernemingsactiviteit bestaat uit de exploitatie van een taxibedrijf. (…) Het taxibedrijf is een voortzetting van [LL] B.V. (v/h [MM] . B.V.) die op 15 juni 2005 failliet is verklaard. De onderneming wordt feitelijk gedreven door [belanghebbende]. [Belanghebbende] is al jarenlang taxichauffeur in met name [plaats] . Zijn dochter (...) verzorgt de administratie van [EE] Limited. De telefooncentrale (taxicentrale) is eigendom van (...) [GG] B.V. (handelsnaam [AA] ) (…) [GG] B.V. besteedt de taxiritten uit aan [EE] Limited. Tijdens het onderzoek waren bij [EE] Limited 20 werknemers (...) in dienst. (...) De belastingadviseur is (...). De contactpersoon is [A] .
(...) In de periode 1 november 2004 t/m maart 2005 heeft [EE] Limited chauffeurs ingeleend van [LL] B.V. (...) [LL] B.V. heeft de volgende aanslagen loonheffing onbetaald gelaten (...) Totaal € 129.125. (...) [EE] Limited had op 14 oktober 2005 wanneer het boekenonderzoek schriftelijk is aangekondigd, zich nog niet aangemeld als inhoudingsplichtige voor de loonheffing. Tijdens het onderzoek heeft [EE] Limited zich aangemeld en is aangifte gedaan vanaf de maand oktober 2005. (...) Op 3 april 2006 heeft [belanghebbende] ons een managementovereenkomst toegezonden. Partijen (...) zijn [KK] B.V. i.o. en [EE] Limited. Met ingang van 1 oktober 2004 is er de volgende maandelijkse vergoeding afgesproken: [belanghebbende] € 3.500,- en zijn echtgenote (...) € 2.500,- exclusief reisuren en reiskosten (...)".
Volgens gegevens van de Kamer van Koophandel was belanghebbende van 10 april 2008 tot 6 mei 2009 enig aandeelhouder en bestuurder van [DD] B.V. ( [DD] ).
Tot de gedingstukken behoort een door de gemachtigde overgelegd faillissements(eind)verslag, gedagtekend 24 augustus 2010, betreffende [DD] B.V. Uit dit verslag blijkt onder meer dat
- het faillissement van deze vennootschap is uitgesproken op 17 november 2009,
- naar opgave van de voormalige bestuurder geen personeel in dienst was bij failliet,
- een drietal personen bij de curator een vordering uit hoofde van achterstallig loon hebben ingediend,
- het bestuur tot 6 mei 2009 werd gevoerd door belanghebbende, diens echtgenote, hun dochter en haar echtgenoot,
- de aandelen tot 6 mei 2009 werden gehouden door de echtgenote, de dochter en haar echtgenoot,
- de voormalige bestuurders hebben verklaard dat het oorspronkelijk de bedoeling was om de activiteiten van de op 2 december 2008 gefailleerde vennootschap [EE] Limited voort te zetten, dat die activiteiten uiteindelijk in andere ondernemingen zijn voortgezet,
- de curator geen administratie heeft ontvangen,
- de laatste jaarrekening die is gedeponeerd van 2003 dateert en
- dat er een preferente vordering van de fiscus is ingediend van € 794.632.
2.9.3.1. De inspecteur heeft bij zijn brief van 29 mei 2015 schermprints overgelegd van (oninbaar gebleken) navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting en naheffingsaanslagen loonheffing, opgelegd aan [DD] B.V. Het totaal van deze onbetaald gebleven belastingaanslagen beloopt blijkens het door de inspecteur verstrekte overzicht € 794.247.
De op dit overzicht vermelde naheffingsaanslagen loonheffing hebben betrekking op de tijdvakken november 2008 tot en met april 2009.
2.9.3.2. In zijn brief van 29 mei 2015 heeft de inspecteur voorts vermeld dat van [DD] B.V. over elk van de maanden november 2008 tot en met april 2009 een bedrag aan loonheffing is nageheven, dat het om ambtshalve opgelegde aanslagen ging en dat sprake was van eindheffing.
2.9.3.3. In zijn brief van 15 juli 2015 heeft de inspecteur vermeld dat [DD] B.V. vanaf 22 oktober 2009 als inhoudingsplichtige in het systeem van de Belastingdienst is opgevoerd, uitgaande van aangifteplicht met ingang van 1 november 2008, dat aangiftebiljetten ter invulling aan [DD] B.V. zijn verzonden, dat over de maanden november 2008 tot en met april 2009 geen aangiften zijn ingediend, dat over deze maanden naheffingsaanslagen loonheffing zijn opgelegd met dagtekeningen tussen 5 januari 2010 (over november 2008) tot en met 12 april 2010 (over april 2009), dat [DD] B.V. voor de maanden mei tot en met december 2009 nihilaangiften heeft gedaan, alle op 2 april 2010 en dat over deze maanden geen naheffingsaanslagen loonheffing aan [DD] B.V. zijn opgelegd.
Volgens gegevens van de Kamer van Koophandel heeft [BB] tussen 29 april 2009 en 12 mei 2011 ingeschreven gestaan met als vestigingsadres [adres 3] en als branche-aanduiding 'Toerwagen- en ongeregeld perso[neel]'.
In haar brief van 14 juli 2015 heeft de gemachtigde meegedeeld dat het aangegeven loon van [BB] betrekking heeft op de uitbetaling in oktober 2009, en dat in de aangifte is uitgegaan van een nettoloon van € 3.500 terwijl feitelijk een nettoloon van € 3.000 is uitbetaald. Voorts heeft zij meegedeeld dat het loon van september 2009 'naar het zich laat aanzien' niet in de aangifte is begrepen.
Door [BB] zijn geen (tijdige) aangiften loonheffing gedaan en is geen loonheffing afgedragen.
In zijn brief van 15 juli 2015 heeft de inspecteur vermeld dat over de maanden mei 2009 tot en met november 2010 naheffingsaanslagen loonheffing aan [BB] zijn opgelegd met dagtekeningen tussen 6 augustus 2009 (over mei 2009) tot en met 24 januari 2011 (over november 2010) en dat deze naheffingsaanslagen in februari en maart 2011 tot nihil zijn verminderd nadat alsnog (nihil)aangiften waren gedaan.
Volgens gegevens van de Kamer van Koophandel was [CC] van 21 oktober 2009 tot 5 oktober 2010 gevestigd op het adres [adres 1] en was [B] in die periode enig aandeelhouder. De bedrijfsomschrijving luidde: 'de bemiddeling en het uitvoeren van personenvervoer alsmede beheeractiviteiten'.
In haar brief van 14 juli 2015 heeft de gemachtigde meegedeeld dat het aangegeven loon van [CC] betrekking heeft op de uitbetalingen in november en december 2009, en dat in de aangifte en de desbetreffende loonstroken en jaaropgaven is uitgegaan van een nettoloon van € 3.500 terwijl feitelijk een nettoloon van € 3.000 is uitbetaald.
Door [CC] zijn geen (tijdige) aangiften loonheffing gedaan en is geen loonheffing afgedragen.
In zijn brief van 15 juli 2015 heeft de inspecteur vermeld dat over de maand december 2009 met dagtekening 24 februari 2010 een naheffingsaanslag loonheffing aan [CC] is opgelegd en dat deze naheffingsaanslag op 14 april 2010 tot nihil is verminderd nadat alsnog nihilaangifte was gedaan.
Volgens de aan belanghebbende en zijn echtgenote verstrekte jaaropgaven 2011 was de vennootschap [FF] Int Limited gevestigd op het adres [adres 1] . Bij de Kamer van Koophandel stond [FF] Int Limited ingeschreven met als adres [adres 4] . De echtgenote van belanghebbende was volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel tussen 1 februari en 27 juli 2011 enig aandeelhouder en bestuurder van [FF] Int Limited. In de week van 21 juli tot 27 juli 2011 stond ook [B] ingeschreven als bestuurder, met als adres [adres 1] .
Ter zitting van 4 februari 2015 heeft belanghebbende blijkens het van die zitting opgemaakte proces-verbaal als volgt verklaard:
"Mijn dochter was directeur/aandeelhouder van [AA] B.V. Ik stuurde de chauffeurs op de werkvloer aan. Het aannemen van personeel en de loonafspraken werden door mijn dochter gedaan. De omzet taxivervoer werd behaald binnen [AA] B.V. Anders dan u veronderstelt, was er geen contact (het Hof verbetert een kennelijke schrijffout: contant) geld. De loonuitbetalingen werden door de payrollbedrijven gedaan. Ik weet niet waarom dat is gedaan. Daar ging [A] destijds over en die regelde dat met mijn dochter. Het voordeel van die payrollbedrijven is dat de mensen niet in vaste dienst komen. Als ze niet voldoen aan hun werkopdracht kan je ze terugsturen ofwel de inlening beëindigen.
Ik ben ooit gedurende een paar maanden directeur geweest van [DD] B.V. Ook dat heeft [A] zo geregeld. Hij was de financiële spil.
U heeft het over vier verschillende loonbetalers in 2009. Waarom dat zo was weet ik niet. Dat heeft mijn dochter zo geregeld in samenwerking met [A] .
[B] ken ik niet persoonlijk, die is ook via [A] erbij gekomen. Ik weet niet of dat vóór of in 2009 was.
De [FF] Int limited lag nog op de plank. Mijn vrouw is daar aanvankelijk directeur van geweest, vóór [B] . Ik weet niet hoe het met [CC] is gegaan.
Ik heb onderhandelingen met mijn dochter over mijn salaris gevoerd. Het waren netto- loonafspraken. De bedragen van het netto loon werden soms gewijzigd, in overleg met mijn dochter en [A] .
U vraagt naar een paar door mij gedane overschrijvingen van € 3.000 naar de en/of rekening. Dat geld heb ik zelf gestort, misschien vanaf mijn privérekening. Ik kreeg zo goed als elke maand salaris. Als ik niet tijdig betaald kreeg ging ik naar [A] . Van de boekhouding wist ik niets.
Mijn vrouw werkte bij [AA] B.V. als schoonmaker en als het druk was ook als taxichauffeur.
Ik ben geen directeur van [NN] Holding geweest. Loonbetalingen van [GG] B.V. zijn via [A] gegaan."
Op verzoek van belanghebbende en zijn echtgenote heeft het Hof [B] als getuige opgeroepen voor de zitting van 10 juni 2015. Blijkens het van die zitting opgemaakte proces-verbaal heeft [B] als volgt verklaard:
“Ik ben 70 jaar. Thans ben ik met pensioen, maar mijn beroep was, tot drie jaar geleden, het handelen in besloten vennootschappen. Dat was ook zo in 2009. De heer [C] uit [plaats] , die ik leerde kennen op een verjaardag, bracht mij in contact met bepaalde personen die besloten vennootschappen kwijt wilden. Hij had zo’n vier of vijf mensen die hij daarvoor kon aanspreken, waaronder mij. Ik fungeerde via hem als katvanger.
Binnen de door mij aangekochte vennootschappen oefende ik geen enkele activiteit uit. Als ze failliet gingen, kwam de curator erbij.
U noemt een aantal namen van vennootschappen:
- de namen [BB] en [DD] B.V. zeggen mij niets en
- van [CC] Ltd was ik bewindvoerder; ik had geen aandelen in die vennootschap. Of die vennootschap ook als payrollbedrijf is opgetreden kan ik niet zeggen;
U zegt mij dat een payrollbedrijf werknemers en de daarbij behorende administratieve rompslomp van een ander bedrijf, bijvoorbeeld van [AA] B.V. in Amsterdam, overneemt en op die wijze de formele werkgever wordt. Ik antwoord daarop dat ik bewindvoerder was en daarvoor maandelijks een bedrag kreeg betaald, maar dat ik verder niet weet wat er speelde. Ik zag af en toe de boekhouder met de voornaam [D] op kantoor bij [X] . De echtgenote van [X] heb ik één keer gezien.
Als een bedrijf failliet ging, kreeg ik de boekhouding van [C] ; ik gaf die dan weer door aan de curator. Ik verrichtte zelf geen handelingen; ik heb nooit bankrekeningen gezien; ik controleerde dus ook geen in- en uitgaande betalingen.
Ik heb hiermee al veel ellende gehad. Ik ben gelukkig al drie jaar gestopt met deze zaken.
Ik ken [FF] Int Ltd op dezelfde manier als [CC] Ltd”.
Ter zitting van 14 oktober 2015 heeft de gemachtigde blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal onder meer het volgende verklaard:
" [EE] Ltd. is een andere vennootschap dan [EE] B.V. Ik verwijs naar het faillissementsrapport van 24 augustus 2010. Daaruit blijkt dat [EE] B.V. met ingang van 1 januari 2009 is overgegaan in [DD] BV, zodat in zoverre alleen sprake is van een naamswijziging. Dat ik de naam [EE] ben blijven gebruiken heeft te maken met de bankafschriften waarop die naam nog voorkomt. Ook het in de maand januari ontvangen bedrag is dus betrokken in de eindheffing bij [DD] . Voor zover nodig ga ik akkoord met een pro rata toerekening van het van [DD] door middel van eindheffing ingehouden bedrag aan het in de maanden januari tot en met april door [X] genoten loon.
Ik ging ervan uit dat uw vraag zoals opgenomen onder II in uw brief van 22 juni 2015 betrekking had op de verdeling van de inkomsten van [DD] . Ik heb niet begrepen dat u van mij een opstelling had verwacht waaruit de aansluiting blijkt tussen de bedragen opgenomen in bijlage 4 bij mijn brief van 10 maart 2015 en de bedragen opgenomen in de aangifte. Die opstelling heb ik niet gemaakt. Voor [BB] en [CC] is die aansluiting er wel. Hierbij merk ik op dat in de jaaropgaven en de loonstroken voor de maanden oktober, november en december is uitgegaan van een nettoloon van € 3.500 terwijl toen in feite netto loonbetalingen van € 3.000 zijn gedaan. (...)
In de systemen van de heffingsinstanties is per werkgever vastgelegd welke werknemers daar in dienst zijn. De inspecteur moet dus in staat zijn om de relevante gegevens betreffende de werknemers te achterhalen door in die systemen te zoeken op de werkgeversnaam [DD] B.V. respectievelijk [CC] .
De inspecteur heeft bij de naheffing van loonbelasting de vrijheid om te kiezen voor eindheffing; als hij zijn keuze heeft gemaakt, kan hij daar niet van terugkomen. Bovendien is vermindering tot nihil niet hetzelfde als vernietigen; na die vermindering bestaat de naheffingsaanslag nog steeds."
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in geschil of belanghebbende recht heeft op verrekening van de in de aangifte vermelde bedragen aan loonheffing met de aanslag IB/PVV. Dit geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende te goeder trouw was ten aanzien van de (door belanghebbende gestelde) inhouding van deze bedragen door de betrokken werkgevers.
In hoger beroep is het geschil uitgebreid met de - voorafgaande - vraag of en zo ja voor welk bedrag de inspecteur loon van belanghebbende mocht betrekken in de aanslag IB/PVV. Het geschil spitst zich, wat dit punt betreft, toe op de vraag of en in hoeverre sprake is geweest van bij wege van eindheffing bij werkgevers van belanghebbende nageheven loonheffing die ingevolge het bepaalde in artikel 3.84 van de Wet IB 2001 in de weg staat aan heffing van IB/PVV van belanghebbende.