Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4516, 15/00776

Gerechtshof Amsterdam, 15-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4516, 15/00776

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 november 2016
Datum publicatie
23 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:4516
Formele relaties
Zaaknummer
15/00776

Inhoudsindicatie

Douanerecht; indeling van een harpsluiting; “deel” van een hijsinrichting?

Uitspraak

Kenmerk 15/00776

15 november 2016

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. B.A. Kalshoven,

tegen de uitspraak van 8 september 2015 in de zaak met kenmerk HAA 14/4442 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 17 juni 2014 een bindende tariefinlichting (hierna: BTI) verstrekt tot indeling van het in geding zijnde product onder goederencode 7326 90 98.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak van 3 oktober 2014 het bezwaar tegen die indeling afgewezen.

1.3.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 september 2015 het beroep daartegen ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 14 oktober 2015 en gemotiveerd bij brief van 10 november 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 17 augustus 2016 een pleitnota met bijlagen ingediend, welke in kopie aan de inspecteur is verzonden. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur telkens zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – de volgende feiten vastgesteld.

“Eiseres fabriceert en levert een groot assortiment van ketting- en staaldraad accessoires.

Eiseres heeft op 14 maart 2014 een bti aangevraagd voor het product, dat in de aanvraag – onder meer – als volgt is omschreven:

“De “ [productaanduiding] ” (hierna: [product] ) wordt gebruikt als eindstuk of toebehoren van de stalen kabels van hijs- en heftoestellen, -machines en -apparatuur voor het heffen (of hijsen) en verplaatsen van goederen.

De [producten] worden veel gebruikt in situaties waarbij niet-axiaal wordt gehesen en waarbij de veilige werking en het functioneren van hijstoestellen, -machines en -apparaten voorop staat.

De [product] bestaat uit een viertal componenten: een beugel, een bout, een moer en een splitpen. Al deze componenten zijn geheel vervaardigd van hoogwaardig staal (Grade 6) door middel van smeden, machinale bewerking en veredeling van het staal.

(…)

De [product] is in diverse afmetingen te leveren, van klein (diameter materiaal 7 mm en een werkbelasting van 0,5 ton) tot groot (diameter materiaal 75 mm en een werkbelasting van 85 ton). De [producten] met een werkbelasting van 2 ton en meer kunnen worden geleverd met een DNV certificaat.

(…)”

In de aanvraag verzoekt eiseres om indeling van de harpsluiting onder goederencode

8431 10 00 00.

Op 17 juni 2014 heeft verweerder aan eiseres een bti afgegeven voor de harpsluiting. De harpsluiting is als volgt omschreven:

“Een zogenoemde harpsluiting met een moerbout met onder meer de volgende kenmerken eigenschappen:

- vervaardigd van hoogwaardig staal;

- bestaande uit de componenten: een beugel, een bout, een moer en een splitpen;

- een diameter van 7 mm tot 75 mm;

- een werkbelasting van 0,5 ton tot 85 ton.”

Bij de motivering voor de indeling staat het volgende vermeld:

“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 3 op afdeling XV en de tekst van de GN codes 7326, 7326 90 en 7326 90 98.”

Verweerder heeft de harpsluiting ingedeeld onder goederencode 7326 90 98.

2.2.

Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft geoordeeld dat de harpsluiting niet is aan te merken als deel van een hijsinrichting (8431) en moet worden ingedeeld als een ander werk van ijzer of staal (7326 90 98) en dat de BTI op goede gronden is afgegeven. Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen:

“1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en postonderverdelingen en de aantekeningen op de afdelingen of de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (GS) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.

2. De rechtbank stelt vast dat de harpsluiting, gelet op de kenmerken en eigenschappen, in beginsel moet worden aangemerkt als een ander werk van ijzer of staal van goederencode 7326 90 98 van de GN. Dit is evenwel anders indien wordt voldaan aan aantekening 2, onderdeel b, op Afdeling XVI en de harpsluiting kan worden aangemerkt als deel van een hijsinrichting, in welk geval zij als zodanig onder post 8431 van de GN moet worden ingedeeld.

3. Voor de indeling die eiseres voorstaat is het noodzakelijk dat het product kan worden aangemerkt als een deel van een hijsinrichting als bedoeld in post 8425. Het HvJ heeft in de arresten van 19 oktober 2000, C-339/98 (Peacock) en van 7 februari 2002,

C-276/00 (Turbon International) over de draagwijdte van het begrip “delen” ter zake van GN-post 8473 voor de indeling van inktcartridges voor een printer, erop gewezen dat het begrip “delen” de aanwezigheid impliceert van een geheel voor de werking waarvan deze delen onmisbaar zijn en het niet voldoende is dat wordt aangetoond dat de machine of het apparaat zonder dat artikel niet de functie kan vervullen waarvoor het is bestemd, doch dient eveneens te worden aangetoond dat de mechanische of elektronische werking van die machine of dat apparaat afhangt van de aanwezigheid van dat artikel. Het HvJ heeft in het arrest van 16 juni 2011, C-152/10 (Unomedical), herhaald wat onder het begrip “delen” moet worden verstaan en geoordeeld dat de betekenis hiervan ook heeft te gelden voor een andere tariefpost.

Bovenstaande jurisprudentie acht de rechtbank ook van toepassing in dit geschil over het begrip “delen” van tariefpost 8431.

4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank af dat de harpsluiting wat betreft type, afmeting en werkbelasting is afgestemd op de lading die verplaatst moet worden en niet op de hijsinrichting, waarmee de verplaatsing wordt uitgevoerd. Een harpsluiting dient ertoe om de desbetreffende lading stabiel en veilig vast te maken voor verplaatsing met behulp van een hijsinrichting. De werking van een harpsluiting kan worden vergeleken met een strop, die wordt aangelegd om een last goederen om die met behulp van een hijsinrichting te verplaatsen.

5. Uitgaande van het hiervoor overwogene en hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de werking van de hijsinrichting afhangt van de aanwezigheid van de harpsluiting. De harpsluiting is dan ook niet onmisbaar voor de werking van de hijsinrichting, hetgeen wordt bevestigd door het feit dat een assortiment aan hijssluitingen (onder andere: een strop of een haak) al naar gelang de kenmerken van de te verplaatsen lading en het doel van de verplaatsing kan worden gebruikt. Bij afwezigheid van de harpsluiting kan de machine heffen en hijsen.

De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de IDR-toelichting bij post 8431 waarin haken voor hijskabels en hijskettingen worden uitgezonderd van indeling onder post 8431.

6. Gelet op de onder 3 genoemde jurisprudentie van het HvJ en het vorenoverwogene volgt dat de harpsluiting niet is aan te merken als deel van een hijsinrichting.

7. De stelling van eiseres, althans zo begrijpt de rechtbank eiseres, dat gelet op het feit dat de harpsluiting uitsluitend voor hijsinrichtingen is bestemd, de harpsluiting dient te worden aangemerkt als deel, faalt. De bestemming is niet relevant voor de kwalificatie als deel of toebehoren in de zin van de GN, vgl. het arrest van het HvJ van 19 juli 2012, C-336/11 (Rohm & Haas Electronic Materials CMP Europe GmbH), punt 39.

8. De stelling van eiseres dat een (veiligheids)certificaat noodzakelijk is voor het functioneren van een hijsinrichting en slechts wordt verkregen voor de combinatie van harpsluiting en hijsinrichting is voor de indeling in de GN niet relevant, omdat het verkrijgen van een (veiligheids)certificaat wordt beoordeeld aan de hand van andere criteria dan die voor de indeling in de GN gelden. Dat de harpsluiting van hoogwaardig staal is gefabriceerd is voor de indeling evenmin relevant.

9. Eiseres heeft nog gewezen op het arrest van het HvJ van 12 december 2013,

C-450/12 (HARK GmbH & Co KG Kamin- und Kachelofenbau). In dat arrest heeft het HvJ in punt 36 overwogen:

“De GN bevat geen definitie van het begrip „delen” in de zin van GN-post 7321. Niettemin volgt uit de rechtspraak die het Hof heeft ontwikkeld binnen de context van de hoofdstukken 84 en 85 van afdeling XVI en van hoofdstuk 90 van afdeling XVIII van de GN, dat het begrip „delen” de aanwezigheid impliceert van een geheel, voor de werking waarvan deze delen noodzakelijk zijn (zie met name arresten van 15 februari 2007, RUMA, C‑183/06, Jurispr. blz. I‑1559, punt 31; 16 juni 2011 Unomedical, C‑152/10, Jurispr. blz. I‑5433, punt 29, en reeds aangehaald arrest Rohm & Haas Electronic Materials CMP Europe e.a., punt 34). Uit die rechtspraak volgt dat om een artikel te kunnen doen vallen onder de „delen”, in de zin van bovengenoemde hoofdstukken, het niet voldoende is dat wordt aangetoond dat de machine of het apparaat zonder dat artikel niet de functie kan vervullen waarvoor het is bestemd, doch dient eveneens te worden aangetoond dat de mechanische of elektronische werking van die machine of dat apparaat afhangt van de aanwezigheid van dat artikel (zie in die zin arrest van 7 februari 2002, Turbon International, C‑276/00, Jurispr. blz. I‑1389, punt 30, en reeds aangehaald arrest Rohm & Haas Electronic Materials CMP Europe e.a., punt 35). Bovendien moet aantekening 2, sub a, op afdeling XV van de GN in aanmerking worden genomen, die preciseert dat waar, inter alia, in post 7321 „delen” worden genoemd, zulks niet slaat op „delen voor algemeen gebruik”.

Vervolgens heeft het HvJ overwogen dat in het belang van een coherente en uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief het begrip „delen”, in de zin van GN-post 7321, dezelfde definitie dient te krijgen als die welke voortvloeit uit de in punt 36 van het onderhavige arrest genoemde en ten aanzien van andere hoofdstukken van de GN gewezen rechtspraak. Gelet op de feitelijke vaststellingen van de verwijzende rechter stelt het HvJ vervolgens vast dat een buisbochtstuk van een kachel onmisbaar is voor de werking van de kachel en dan ook moet worden aangemerkt als een deel van de kachel.

10. De rechtbank overweegt onder verwijzing naar overweging 4 van deze uitspraak dat het onder overweging 9 van deze uitspraak genoemde arrest eiseres niet helpt omdat de harpsluiting is afgestemd op de lading die verplaatst moet worden en niet onmisbaar is voor de werking van de hijsinrichting, anders dan in het arrest Hark, waarin het buisbochtstuk onmisbaar is voor de werking van de kachel.”

4 Geschil in hoger beroep

5 Relevante wettelijke bepalingen

6 Beoordeling van het geschil

7 Proceskosten

8 Beslissing