Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5113, 15/00879

Gerechtshof Amsterdam, 29-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5113, 15/00879

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 november 2016
Datum publicatie
7 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:5113
Formele relaties
Zaaknummer
15/00879

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag omzetbelasting; omkering en verzwaring bewijslast?; redelijke schatting?

Uitspraak

kenmerk 15/00879

29 november 2016

uitspraak van de meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: [gemachtigde]

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/5380 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 29 juli 2013 aan belanghebbende over het tijdvak

1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting van € 39.509, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 19.754. Voorts is bij beschikking een bedrag van € 2.727 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte

uitspraken op bezwaar, gedagtekend 28 november 2014, de naheffingsaanslag en de heffingsrente gehandhaafd en de boete vernietigd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank

heeft het beroep gezamenlijk behandeld met het beroep in de zaak met kenmerk HAA 14/5381 (aangaande de navorderingsaanslag Inkomstenbelasting) en bij uitspraak van 20 november 2015 als volgt beslist (waarbij belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep HAA 14/5380 ongegrond;

- verklaart het beroep HAA 14/5381 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 27 november 2014 voor zover het de boete betreft;

- vermindert de boete met 10% tot € 18.000;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 980;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 23 december 2015, tegen deze uitspraak - voor zover deze betrekking heeft op de zaak met kenmerk HAA 14/5380 - hoger beroep ingesteld bij het Hof, aangevuld bij brief van 21 januari 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2016. Van het

verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“1. Eiser heeft in het onderhavige jaar een onderneming gedreven in de vorm van een eenmanszaak. De ondernemingsactiviteiten bestonden uit de exploitatie van een detailhandel in gsm-toestellen en aanverwante artikelen. De onderneming was gevestigd op het adres [adres] te [Z] . Eiser heeft de ondernemingsactiviteiten ultimo 2011 beëindigd.

2. Eiser voerde de dagelijkse administratie van de onderneming. Hij hield geen kasboek bij. De adviseur van eiser, gemachtigde voornoemd, maakte de jaarstukken op en verzorgde de aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting.

3. Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. Dit onderzoek is aangevangen op 9 december 2010. In het controlerapport dat naar aanleiding van het boekenonderzoek op 15 april 2013 is opgesteld, staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“2.3 Administratie

Belastingplichtige verzorgde de dagelijkse administratie. Deze bestond uit:

Standplaats [standplaats] :

- Volgens verklaring van de heer [belanghebbende] vindt vastlegging plaats van de verkopen in een kasboek.

- Deze verkopen geschieden uitsluitend contant.

Via de website:

-

Het bestelproces kon op twee manieren;

-

1 Bestellen en vervolgens afhalen en betalen in de winkel van zijn [broer] ;

- 2 Kopen via de website en bezorging via een besteldienst. De betaling liep via Buckaroo, een financiële dienstverrichter in het elektronische geldverkeer. De consument betaalt aan Buckaroo. Buckaroo rekent periodiek af met belastingplichtige tegen een vergoeding voor de verleende dienst. Deze geldstroom is volledig via de bank verlopen.

2.3.1

Administratieplicht (…)

(…)

De volgende gebreken zijn in het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 gebleken:

De adviseur heeft aan de hand van de contante opnamen uit de bank een kasboek samengesteld. Dit samengestelde kasboek houdt geen rekening met contante inkopen. De contante inkopen zijn geboekt op de rekening crediteuren. Hierbij zijn de volgende boekingen gemaakt:

Inkopen

Voorbelasting

Aan Crediteuren

Aan het einde van het jaar en op 30 september 2010 wordt middels een voorafgaande journaalpost de rekening crediteuren gedebiteerd. Op 30 september is de rekening voor € 340.500 gedebiteerd middels de volgende boeking:

Crediteuren € 340.500

Aan Kas € 340.500

Het kassaldo bedraagt op 30 september 2010 € 1.800,96 positief. Deze boekingswijze is onjuist en niet toelaatbaar. Het samengestelde kasboek geeft geen reëel beeld van de onderneming. De primaire kasgegevens ontbreken, een kasboek is door belastingplichtige niet bijgehouden. De heer [belanghebbende] is op 14 februari 2012 niet op uitnodiging verschenen om een verklaring af te geven omtrent de primaire kasgegevens;

- Om een enigszins reëel beeld te krijgen van de kaspositie hebben wij de crediteuren in het kasboek verwerkt op boekingsdatum. De crediteuren zijn immers geen crediteuren maar contant betaalde leveranciers;

- Het kasboek loopt meermaals negatief, hoogste negatieve kassaldi na positieve kassaldi op:

12 januari 2010 € -34.583,17

12 februari 2010 € -7.591,47

5 maart 2010 € -32.952,13

1 april 2010 € -17.165,57

31 december 2010 € -258.784,65

- De grootboekrekening crediteuren is geen afspiegeling van de werkelijkheid doordat de contant betaalde crediteuren als volt zijn geboekt:

Inkopen

Voorbelasting

Aan Crediteuren

De boekingswijze had als volgt moeten zijn:

Inkopen

Voorbelasting

Aan Kas;

- De inkopen geschieden contant, deze zijn grotendeels niet als contante inkopen geboekt;

- Doordat de samengestelde kasorganisatie volledig onbetrouwbaar is kan geen reëel brutowinstpercentage worden bepaald. De negatieve kassen geven immers aan dat er meer omzet moet zijn geweest. Brutowinstpercentages aan de hand van de gevoerde boekhouding worden verder in dit rapport weergegeven;

- De omzet via de website is grotendeels via de bank verlopen, deze kan als betrouwbare omzet worden gekwalificeerd. De afhaaltransacties via de website zijn per kas in de winkel van zijn broer verlopen. De samengestelde kas is niet betrouwbaar. De contante omzet behaald op de [standplaats] is niet overgelegd;

- Derdenonderzoek bij de grootste leveranciers is niet mogelijk daar zij betrokken zijn bij carrouselfraude en / of het niet afdragen van omzetbelasting. Administratieve gegevens zijn in deze onderzoeken niet overgelegd;

- Na het verstrekken van de auditfile (de digitale administratie van primaire gegevens zoals de boekhouder deze heeft verwerkt) is hierna weer een andere versie op papier aangemaakt met als verwerkingsdatum 11 juli 2011. De voorafgaande journaalposten van deze versie zijn niet aan ons ter beschikking gesteld maar wel in deze versie verwerkt.

(…)

3.2

Brutowinst

Analyse van de brutowinst levert de volgende gegevens op. De brutowinst daalt met meer dan de helft ten opzichte van het jaar 2009. De brutowinstpercentages zijn erg laag in vergelijking tot onderstaande uitspraken.

Gemiddelde brutowinstpercentages uit de branche zijn niet bekend. Uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag en Gerechtshof Den Haag blijkt een brutowinstpercentage van 30,5%. In deze zaak betrof het een handelaar in GSM toestellen met tevens een stand op de [standplaats] . De uitspraken dateren van 11 juni 2010 en 30 augustus 2011, nummers LJN BM9770 en LJN BT7706.

3.2.1

Jaar 2009

Uit de jaarstukken blijken de volgende cijfers:

Omzet internet € 41.619

Inkoopwaarde van de omzet € 38.023

Brutowinst € 3.596

Brutowinstpercentage 8.64%

3.2.2

Jaar 2010

Uit de jaarstukken blijken de volgende cijfers:

Omzet internet € 849.042,49

Inkoopwaarde van de omzet € 812.481

Brutowinst € 36.561,49

Brutowinstpercentage 4,31%

3.3

Theoretische winstberekening

Uit een vergelijkbare zaak blijkt een brutowinstpercentage van 30,5%, (…).

Indien we uitgaan van de inkoopwaarde van de omzet ad. € 812.481 leidt dit tot het volgende resultaat:

Inkoopwaarde van de omzet=69,5% € 812.481

Omzet=€ 812.481/69,5*100=100% € 1.169.037,30

Brutowinst=30,5% van de omzet= € 356.556,40

Deze cijfers komen overeen met de totale negatieve kas.

Als we uitgaan van de hoogste geconstateerde negatieve kas op 31 december 2010 ad. € 258.784, dan leidt dit tot het volgende brutowinstpercentage:

Gecorrigeerde omzet € 849.042,49 + € 258.784 = € 1.107.826,40

Inkoopwaarde van de omzet € 812.481

Brutowinst € 295.345

Brutowinstpercentage 26,7%

Met deze cijfers is de negatieve kas gecorrigeerd tot € 0, hierbij is nog geen rekening gehouden met een gemiddelde positieve kas ad. € 10.000. We stellen voor om € 268.784 te corrigeren.

(…)

3.7

Winstcorrectie

Als we de cijfers uit het hoofdstuk theoretische winstberekening overnemen komen we tot de volgende correctie:

Hoogste negatieve kas € 258.784

Gemiddelde positieve kas € 10.000

Correctie brutowinst € 268.784

Omzetbelasting € 268.784/119*19 € 42.915

Gecorrigeerde winst € 225.869

(…)

4 Omzetbelasting

4.1

Aangifte

4.1.1

Aansluitberekening jaar 2010

Verschuldigde volgens de administratie € 101089

Verschuldigd na VJP € 161318

Voorbelasting volgens de administratie € 166030

Saldo € -4712

Aangegeven op aangifte:

Verschuldigd volgens de aangifte € 82755

Voorbelasting volgens de aangifte € 87772

Saldo € -5017

Verschil/Correctie € 305

4.2

Voorbelasting

Volgens bovenstaande aansluitberekening heeft belastingplichtige per saldo recht op een teruggave van € 4.712. Er is reeds een bedrag van € 1.423 verleend, maar er is ook € 117 nageheven conform de aangiften. Het saldo bedraagt dan € 1.306. De verschuldigde btw over het 3e kwartaal ad € 1.089 is door belastingplichtige niet betaald. Het teruggaveverzoek over het 2e kwartaal ad € 4.800 is niet verleend. Op basis van de aansluitberekening tussen administratie en aangiften heeft belastingplichtige nog recht op een teruggave van € 3.406.

(…)

5.3

Omzetbelasting

2010

Correctie (…) € 42.915

Correctie (…) - € 3.406

Totaal € 39.509”

4. Verweerder heeft op 8 augustus 2011 de aangifte ib/pvv 2010 van eiser ontvangen. Het in de aangifte aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt € 644.

5. De definitieve aanslag ib/pvv 2010 is niet inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld overeenkomstig de aangifte, gedagtekend 28 september 2011.

6. Verweerder heeft eiser op 14 november 2012 een informatiebeschikking toegezonden. De informatiebeschikking is inmiddels onherroepelijk geworden.

7. Op basis van het controlerapport is met dagtekening 16 november 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 2010 vastgesteld.

Bij het vaststellen van de aanslag is verweerder uitgegaan van het volgens het controlerapport gemiddelde van de hoogste negatieve kas ad € 258.784 en een gemiddeld kassaldo ad € 10.000. De omzet volgens het controlerapport is verhoogd met € 225.869, zijnde € 268.784 * 100/119. Het brutowinstpercentage komt daarmee op € 24,41% van de omzet, oftewel 32,30% van de inkoopwaarde.

Het belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt volgens de navorderingsaanslag € 196.402, hetgeen € 8.750 lager is dan het in controlerapport genoemde bedrag. Het verschil van € 8.750 wordt veroorzaakt door de verrekening van een voor het jaar 2009 vastgesteld verlies. Gelijktijdig met de navorderingsaanslag is een vergrijpboete opgelegd van € 48.128, zijnde 50% van de boetegrondslag.

8. De uitspraak op bezwaar tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2010 is gedagtekend 27 november 2014. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is hierin nader vastgesteld op € 186.008 en de vergrijpboete op € 20.000.”

3 Geschil in hoger beroep

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing