Gerechtshof Amsterdam, 12-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:72, 14/01023
Gerechtshof Amsterdam, 12-01-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:72, 14/01023
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 januari 2016
- Datum publicatie
- 20 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:72
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:10956, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/01023
Inhoudsindicatie
Gebruikelijk-loonregeling. Het Hof oordeelt dat de afroommethode alleen dan in beeld komt indien er geen (onvoldoende) gegevens zijn over het gebruikelijk loon in een soortgelijke dienstbetrekking (‘comparable’). In casu moet de vergelijkingsmethode worden toegepast en zijn partijen het eens over de ‘comparable’; de dienstbetrekking die als ’senior jurist’ wordt aangeduid.
Uitspraak
Kenmerk 14/01023
12 januari 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/841 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X B.V.] gevestigd te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 3 juni 2013 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd ten bedrage van € 24.180. Gelijktijdig met deze naheffingsaanslag is bij beschikking van belanghebbende een belastingrente ten bedrage van € 334 geheven.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 28 januari 2014, de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 11 november 2014 heeft de rechtbank als volgt beslist op het door belanghebbende ingestelde beroep, waarbij belanghebbende als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’ wordt aangeduid:
“- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.460;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 december 2014 en aangevuld bij brieven van 15 januari 2015 en 5 maart 2015. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting door de vierde meervoudige belastingkamer heeft plaatsgevonden op 5 januari 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres is houdstermaatschappij. Zij is 100% aandeelhouder in [Y B.V.] (hierna ook [Y B.V.] ). Alle aandelen in eiseres zijn in handen van [A] (hierna: [A] ).
2. [A] is de enige werknemer van eiseres. Eiseres en [A] zijn een brutoloon overeengekomen van € 5.000 per maand. [Y B.V.] heeft geen werknemers in dienst.
3. In de onderneming van [Y B.V.] wordt een juridisch (advies)bureau gedreven. De werkzaamheden bestaan uit het leveren van juridische diensten voor diverse opdrachtgevers. Deze diensten worden door [Y B.V.] bij hen in rekening gebracht tegen een vast tarief van € 160 à € 165 per uur. De juridische diensten worden feitelijk verricht door [A] , die daartoe door eiseres aan [Y B.V.] ter beschikking wordt gesteld.
4. Eiseres brengt maandelijks bij [Y B.V.] een managementfee in rekening ten bedrage van € 8.000. In 2012 bedroeg de omzet van [Y B.V.] € 198.052.
5. [A] heeft in 2012 brutoloon genoten tot een totaalbedrag van € 62.503 en eiseres heeft daarvan aangifte loonheffingen gedaan.
6. Verweerder heeft het loon over het tijdvak 2012 gecorrigeerd op grond van het bepaalde in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) met een loonbedrag van (afgerond) € 46.500. Voor de berekening van het gebruikelijke loon heeft verweerder de zogenoemde afroommethode toegepast en daarbij de omzet van [Y B.V.] als uitgangspunt genomen. De correctie is als volgt berekend (bedragen in euro’s):
Eigen arbeidsomzet |
198.052,00 |
|
Totaal kosten 2012 [Y B.V.] |
-/- |
19.356,00 |
Totaal kosten 2012 eiseres |
-/- |
4.603,00 |
Netto resultaat |
174.093,00 |
|
Winst: 10/110 x € 198.052,00 |
-/- |
18.005,00 |
Gebruikelijk loon |
156.088,00 |
|
Minimaal te verlonen: 70% |
109.261,00 |
|
Loon LH van [A] |
62.503,00 |
|
Verschil (afgerond) |
46.500,00 |
7. De thans bestreden naheffingsaanslag ziet op deze correctie.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan nog het volgende toe:
Van de zijde van belanghebbende is als soortgelijke dienstbetrekking waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, gewezen op die van hem die in het SRA-salarisonderzoek 2012 wordt aangeduid als ‘senior jurist’. Het (eind)salaris van een dergelijke senior jurist is volgens dat onderzoek € 82.181.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de inspecteur het door [A] genoten loon terecht met toepassing van artikel 12a van de Wet (hierna ook: de gebruikelijk-loonregeling) heeft gecorrigeerd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.