Gerechtshof Amsterdam, 14-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1320, 16/00135
Gerechtshof Amsterdam, 14-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1320, 16/00135
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 14 maart 2017
- Datum publicatie
- 26 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:1320
- Zaaknummer
- 16/00135
Inhoudsindicatie
WOZ. Nu geen sprake is van bijzondere omstandigheden kon de heffingsambtenaar ervan uitgaan dat de koopsom gelijk is aan de waarde van het betreffende vergelijkingsobject op het tijdstip van de levering.
Uitspraak
Kenmerk 16/00135
14 maart 2017
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: A. Oosters),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk ROT 13/7453 van de rechtbank
Rotterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de heffingsambtenaar,
(gemachtigde: mr. B.F.W.J.M. van Boxtel).
1 Ontstaan en loop van het geding voor verwijzing
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het belastingjaar 2013 de waarde vastgesteld voor de onroerende zaak [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Rotterdam.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 14 oktober 2013 het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. Het Hof heeft bij uitspraak van 4 maart 2015, BK-14/00562, de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld.
Op 25 maart 2016, nr. 15/01658, ECLI:NL:HR:2016:475, heeft de Hoge Raad arrest gewezen (hierna: het verwijzingsarrest), waarbij het beroep in cassatie gegrond is verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag is vernietigd, en het geding ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof).
2 Het verwijzingsarrest
De Hoge Raad heeft in het verwijzingsarrest, voor zover voor het geding na verwijzing van belang, het volgende overwogen en beslist:
“2 Beoordeling van de klachten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende is eigenaar van (… de woning).
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning naar de waardepeildatum 1 januari 2012 vastgesteld op € 322.000. Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar deze waarde gehandhaafd.
Voor het Hof was in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de woning juist heeft vastgesteld.
Het Hof heeft overwogen dat de heffingsambtenaar aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan met het door hem overgelegde taxatierapport. Daarin is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Daarbij is uitgegaan van de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten op de datum van de notariële overdracht, zoals deze door het Kadaster worden aangeleverd. De datum van het sluiten van de koopovereenkomst kan niet tot uitgangspunt worden genomen omdat op dat moment de koper de onroerende zaak niet onmiddellijk en in volle omvang in gebruik kan nemen, aldus het Hof. De derde klacht komt op tegen dit oordeel.
De klacht slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016, nr. 14/04882, ECLI:NL:HR:2016:113, V-N 2016/9.21.
Gelet op hetgeen onder 2.3 is overwogen kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een nieuwe beoordeling van de waarde van de woning. De overige klachten behoeven thans geen behandeling.
3 Proceskosten
Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank en in verband met de behandeling van het bezwaar een vergoeding dient te worden toegekend.”
Het Hof gaat van de in het verwijzingsarrest onder 2.1.1 en 2.1.2 vermelde feiten uit.
3 Loop van het geding na verwijzing
Belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn door de griffier van het Hof bij brieven van 4 april 2016 in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het arrest in te dienen. Bij brief van 13 april 2016 heeft belanghebbende van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Door de heffingsambtenaar is van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 16 december 2016 nadere stukken ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van het Hof van 17 januari 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht.