Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1616, 15/00601 t/m 15/00605

Gerechtshof Amsterdam, 04-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1616, 15/00601 t/m 15/00605

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 april 2017
Datum publicatie
3 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:1616
Formele relaties
Zaaknummer
15/00601 t/m 15/00605

Inhoudsindicatie

Douane. Antidumpingrechten. Rechtmatigheid van Verordening 91/2009 en Verordening 723/2011 kan niet worden getoetst aan het DSB-rapport van 12 februari 2016. Geen terugwerkende kracht Verordening 2016/278, vanwege het door de wetgever beoogde prospectief karakter ervan. De inspecteur slaagt in de op hem rustende bewijslast dat de goederen van Chinese oorsprong zijn. Volgens belanghebbende ten onrechte door Maleisische inspecteur aan exporteur afgegeven Form A’s is geen vergissing van de inspecteur in de zin van artikel 220, lid 2, aanhef en onder b, CDW. Indeling gipsplaat- en spaanplaatschroeven onder GN-code 7318 15 59 (Hof) en niet onder GN-code 7318 15 10 (belanghebbende) of onder GN-code 7318 14 99 (inspecteur), gelet op de in het dossier aanwezige informatie over de aard van de goederen.

Uitspraak

kenmerken 15/00601 tot en met 15/00605

4 april 2017

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op de hoger beroepen van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma RB)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerken AWB HAA 14/2015 t/m 14/2017, 14/3204 en 14/3205 van de Rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 263.434,56 aan antidumpingrechten voor zes aangiften die zijn gedaan in de periode van 17 mei 2010 tot en met 11 juni 2010. De inspecteur heeft de utb ambtshalve verminderd met € 1.998,04 tot € 261.436,52.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een utb uitgereikt voor een bedrag van € 861.394,89 aan antidumpingrechten voor 21 aangiften die zijn gedaan in de periode van 30 juni 2010 tot en met 6 december 2010.

1.3.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een utb uitgereikt voor een bedrag van € 89.745,22 aan antidumpingrechten voor vier aangiften die zijn gedaan in de periode van 19 tot en met 27 april 2010. De inspecteur heeft de utb ambtshalve verminderd met € 94,70 tot € 89.650,52.

1.4.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de (indien van toepassing ambtshalve verminderde) onder 1.1 tot en met 1.3 weergegeven utb’s gehandhaafd.

1.5.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een utb uitgereikt voor een bedrag van € 466.360,15 aan antidumpingrechten voor zeven aangiften die zijn gedaan in de periode van 6 december 2010 tot en met 31 januari 2011.

1.6.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een utb uitgereikt voor een bedrag van € 932.510,35 aan antidumpingrechten voor achttien aangiften die zijn gedaan in de periode van 1 februari 2011 tot en met 4 augustus 2011.

1.7.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de onder 1.5 en 1.6 weergegeven utb’s verminderd met in totaal € 4.721,75 en een proceskostenvergoeding toegekend van € 243.

1.8.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Bij uitspraak van 9 juli 2015 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.

1.9.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 juli 2015 en aangevuld met nadere stukken op 15 juli 2016 en 14 november 2016. Op 15 juli 2016 is tevens door belanghebbende een usb-stick toegezonden met daarop een film van het productieproces.

1.10.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.11.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’.

“1. Op naam en voor rekening van eiseres zijn aangiften gedaan voor goederen met aangegeven oorsprong Maleisië. De aangegeven oorsprong is gebaseerd op een Form A. Op de factuur van leverancier [leverancier] te Hong Kong worden de goederen nader omschreven. De exporteur van de goederen is [exporteur] te Maleisië.

2. De Commissie heeft op 22 februari 2010 informatie gevraagd aan de lidstaten over de invoer van stalen bevestigingsmiddelen met aangegeven oorsprong Maleisië (AM-melding 2010/002). Naar aanleiding van de ontvangen informatie heeft de Commissie op 26 augustus 2010 een verzoek om bijstand gestuurd aan het Maleise Ministry of International Trade and Industry (hierna: MITI). In de brief staat onder meer het volgende:

1. DESCRIPTION OF THE CASE

EU professional trade and several Member States (Germany, Spain, Netherlands) informed OLAF about suspected imports into the EU of Chinese steel fasteners liable to antidumping duties, under cover of Malaysian certificates of preferential origin.

According to the information received, Chinese providers had offered to different European importers the possibility to evade the antidumping duties by transhipping the bolts through Malaysia. This has been confirmed by a Chinese exporter, according to whom several containers have already been imported without paying the anti-dumping duties in question, and by the investigation carried out in Germany which identified apparent transhipment in Penang.

Council Regulation 91/2009 of 26 January 2009 imposed antidumping duties at rates between 26.5% and 85.0% on certain iron or steel fasteners other than of stainless steel, originating in the People’s Republic of China, falling within CN codes 7318 12 90, 7318 14 91, 7318 1499,7318 1559, 7518 1569,7318 15 81, 7318 1589, LJN ex7318 1590 (TC 7318 15 90 19, 7318 159069 and 7318 159089), LJN ex7318 21 00 (TC 7318 210029 and 731821 00 99) and LJN ex7318 2200 (TC 7318220029 and 73182200 99).

Moreover the preferential origin certificates form A used in many imports into the EU, entitle the goods to enter the EU within the preferential regime, i.e. at a zero duty rate, instead of 3,7% third country duty but there are grave suspicions concerning the accuracy of the information provided to the Malaysian authorities regarding the true origin of the products in question.

OLAF verified Chinese export statistics to Malaysia and Malaysian import statistics into the EU.

Following the introduction in January 2009 of definitive antidumping duties on imports into the EU of certain steel fasteners of Chinese origin, it was noted that the statistics indicated an increased traffic in such goods, under headings liable to antidumping duties, in 2009/2010, from China to Malaysia (GTA stats):

- 2008: 14 125 tons – 19 137 661 €,

- 2009: 60 981 tons - 54 578 243 €,

- 2010 (4 months): 32 604 tons - 28 390 481 €

and from Malaysia to the EU (COMEXT stats):

- 2008: 12 627,7 tons - 22 600 750 €,

- 2009: 32712 tons - 38 965 000 €,

- 2010 (3 months): 21 027 tons.- 22 175 000 €”

3. In de uitnodiging voor de bespreking tussen OLAF en MITI op 13 oktober 2011 staat onder meer het volgende:

2.2. Information from the Malaysian authorities.

In the light of the information provided by the MS, OLAF sent a request for assistance on 26/08/10 to the.Malaysian authorities. Following this request the Malaysian authorities provided OLAF with a certain number of tables concerning the transhipment of Chinese steel fasteners through Malaysia.

2.3.

Matching of consignments.

Unit B2 Customs 1 requested OLAF Unit C4 to carry out a matching exercise between the information received from the Malaysian authorities (previous imports from China into Malaysia and subsequent re-exports from Malaysia to the EU) and information from the MS (imports into the ED stored in an EU masterlist) to have a clear trail for each imported consignment back to the supplier in China; this detail is also useful for the application of the ADD rate.

This matching exercise shows the following:

• 178 transhipments of Chinese fasteners through Malaysia to the EU have been established (see Annex 1: Totals of value and evaded ADD per MS importers and Chinese exporters, and Annex 2: Details of matched consignments1’),

• the successful matching of consignments has been done mostly on the basis of the container’s numbers,

(…)

1The three stages of each matched consignments are reported in Annex 2:

- consignments identified by the MS matching (by container’s numbers) with

- export data (Z32/K8) from both free zones (Port Klang and Penang) to the EU, matching (by ZB1/K8 ref mentioned in ZB2/K8 for Pt Klang and by quantities mentioned in both declarations for Penang) with

- import data into the free zones from China (ZBl/K8).

2 See Annex 3: Totals of value and container’s numbers per MS related to transhipments according

to the Malaysian authorities not matched to imports into the EU, and Annex 4: Details of the transhipments according to the Malaysian authorities (ZB2/K8 exports matching with ZB1/K8 imports) but not linked to corresponding imports into the EU).

(…)

4 ANNEXES

Annex 1: Totals of value and evaded ADD per MS importers and Chinese exporters

Annex 2: Details of matched consignments transhipments according to the Malaysian authorities (ZB2/K8 exports matching with ZB1/K8 imports) but not linked to corresponding imports into the EU.”

4. De aangiften zijn onderwerp geweest van een controle na invoer. In het controlerapport van 14 februari 2011 is onder meer het volgende opgenomen:

3.4 Oorsprong

De oorsprong van de ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen (GN 7318.1290, 7318.1491, 7318.1559 en 7318.1581) is van belang omdat er anti dump recht verschuldigd is als de goederen van Chinese oorsprong zijn. (…)

Om een uitspraak te kunnen doen over de formele juistheid van de oorsprongsbescheiden (Form A) zijn er originele certificaten ingenomen voor nadere controle. Hiervoor is een ontvangstbewijs afgegeven. Deze controle kan de nodige tijd vergen. Wanneer tijdens deze controle onregelmatigheden worden vastgesteld, kan dit leiden tot een boeking achteraf van de alsnog verschuldigde rechten bij invoer.

4 Recapitulatie van het onderzoek

De aangegeven goederencodes van de aangiften voor het vrije verkeer vermeld in bijlage 1 en 2 zijn onjuist. Wijziging van deze goederencodes in de juiste goederencodes en de aanpassing leidt niet tot een fiscale correctie.

Er is in de rapportage een voorbehoud gemaakt voor de formele juistheid van de oorsprongsbescheiden.”

Relevante wet- en regelgeving

(…)”

2.2.

Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep zijn in geschil:

- de geldigheid van de Verordeningen 91/2009 en 723/2011;

- de oorsprong van de goederen;

- de schending van het vertrouwensbeginsel;

- de indeling van gipsplaatschroeven en spaanplaatschroeven (partijen hebben hun geschil hiertoe beperkt) zoals die in onderdeel 4.6 van de toelichting op de gronden van het hoger beroep van 14 november 2016 door belanghebbende zijn afgebeeld, in de Gecombineerde Nomenclatuur.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Juridisch kader

5 Beoordeling van het geschil

7 Beslissing