Gerechtshof Amsterdam, 04-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1677, 16/00027, 16/00028, 16/00029
Gerechtshof Amsterdam, 04-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1677, 16/00027, 16/00028, 16/00029
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 4 mei 2017
- Datum publicatie
- 17 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:1677
- Zaaknummer
- 16/00027, 16/00028, 16/00029
Inhoudsindicatie
Wet waardering onroerende zaken; objectafbakening; waarde te hoog?Overschrijding redelijke termijn; verlenging van de in aanmerking te nemen termijn; invloed van belanghebbende op de duur van het proces
Uitspraak
kenmerken 16/00027 tot en met 16/00029
4 mei 2017
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak van 9 december 2015 in de zaak met kenmerken AMS 14/423 tot en met 14/425 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z], de heffingsambtenaar.
en
de Staat, de Minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag, door tussenkomst van de Raad voor de Rechtspraak, de Minister,
op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) met dagtekening 31 december 2011 de waarde van de onroerende zaak [X-H] voor het jaar 2011 vastgesteld op € 186.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelastingen (hierna: OZB) bekendgemaakt.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet WOZ met dagtekening 31 maart 2012 de waarde van de onroerende zaak [X-2] voor het jaar 2011 vastgesteld op € 135.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag OZB bekendgemaakt.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet WOZ met dagtekening 29 februari 2012 de waarde van de onroerende zaken [X-H], [X-1], [X-2] en [X-3] te [Z] voor het jaar 2012 vastgesteld op achtereenvolgens € 160.000, € 132.500, € 132.500 en € 277.000. In hetzelfde geschrift zijn de aanslagen OZB bekendgemaakt.
Na bezwaar tegen de onder 1.1.1 vermelde beschikking en aanslag, heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 23 december 2013, de waarde van de onroerende zaak [X-H] en de aanslag gehandhaafd.
Na bezwaar tegen de onder 1.1.2 vermelde beschikking en aanslag, heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 23 december 2013, de waarde van de onroerende zaak [X-2] en de aanslag gehandhaafd.
Na bezwaar tegen de onder 1.1.3 vermelde beschikkingen en aanslagen, heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 24 december 2013 (voor zover in (hoger) beroep relevant):
- de waarde van de onroerende zaken [X-H], [X-1] en [X-2] en de daarop gebaseerde aanslagen OZB gehandhaafd;
- de waarde van de onroerende zaak [X-3] verlaagd tot € 248.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 9 december 2015 als volgt beslist:
“in de zaak met nummer 14/423
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 23 december 2013 (…) [Hof: de onder 1.2.3 vermelde uitspraak op bezwaar d.d. 24 december 2013, kenmerk 16/00027] ongegrond.
- veroordeelt de minister van Veiligheid en Justitie tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 500,-;
in de zaak met nummer 14/424
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 23 december 2013 (…) [Hof: de onder 1.2.2 vermelde uitspraak op bezwaar, kenmerk 16/00028] ongegrond
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
in de zaak met nummer 14/425
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 23 december 2013 (…) [Hof: de onder 1.2.1 vermelde uitspraak op bezwaar, kenmerk 16/00029] gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- herroept de beschikking van 31 december 2011 met betrekking tot het belastingjaar 2011 en stelt de WOZ-waarde van [X-H] voor dat belastingjaar vast op € 164.000;
- vermindert de aanslag onroerendezaakbelasting over 2011 tot berekend naar de hiervoor genoemde waarden;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- gelast dat verweerder [de heffingsambtenaar] het door eiser [belanghebbende] betaalde griffierecht van € 44,- vergoedt.”
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 18 januari 2016 hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende is genothebbende krachten eigendom van de onroerende zaken [X-H], [X-1], [X-2] en [X-3] te [Z].
De onroerende zaken zijn gelegen op de begane, eerste, tweede en derde verdieping van het pand [X-straat] te [Z] (hierna elk afzonderlijk ook aangeduid als: de woning).
De woning [X-H] heeft een woonoppervlak van 52 m². De woning heeft een berging. Achter de woning ligt een tuin. De woning heeft een eigen ingang: een voordeur aan de straat. In de woning is aanwezig een toilet, een betegelde doucheruimte met een afvoer, en leidingen van nutsvoorzieningen waarop een keukeninrichting en een warmwatertoestel kunnen worden aangesloten.
De woning [X-1] heeft een woonoppervlak van 46 m².
De woning [X-2] heeft een woonoppervlak van 46 m². De woning heeft een berging.
De woning [X-3] heeft een woonoppervlak van 90 m² (inclusief de zolderverdieping).
De woningen [X-1], [X-2] en [X-3] hebben een gemeenschappelijke deur aan de straat, delen een gemeenschappelijk trappenhuis en beschikken in dat trappenhuis over een afzonderlijke deur/toegang.
Belanghebbende is tot eind 2010 gebruiker van de woningen [X-H] en [X-2] en is daarna gebruiker van de woningen [X-H] en [X-3] (inclusief de zolderverdieping). De woningen die niet door belanghebbende worden gebruikt, zijn verhuurd.
Tot de door de heffingsambtenaar in eerste aanleg overgelegde gedingstukken behoren voor de woningen opgestelde zogenoemde ‘Overzicht taxatiewaarden’ (hierna: de overzichten); voor de woningen [X-H] en [X-2] is zowel voor het jaar 2011 als het jaar 2012 een dergelijk overzicht overgelegd.
In de overzichten is ter onderbouwing van de vastgestelde waardes aansluiting gezocht bij verkoopgegevens van grondgebonden woningen (zoals [X-H] ) en gestapelde woningen (zoals [X-1], [X-2] en [X-3]), welke woningen (hierna: de vergelijkingsobjecten), evenals de in geding zijnde woningen, zijn gelegen in de [buurt in X] van [Z].
Elk overzicht vermeldt onder andere de getaxeerde waarde per vierkante meter van het woningdeel van de desbetreffende woning alsmede de gemiddelde vierkantemeterprijs van de respectievelijke vergelijkingsobjecten. Dit leidt op basis van de overzichten tot het volgende overzicht:
Jaar 2011 Jaar 2012
Taxatiewaarde m² woning |
Gemiddelde m² vergelijkingsobjecten |
Taxatiewaarde m² woning |
Gemiddelde m² vergelijkingsobjecten |
|
[X-H] |
€ 2.941 |
€ 3.413 |
€ 2.827 |
€ 3.290 |
[X-1] |
n.v.t. |
n.v.t. |
€ 2.891 |
€ 3.273 |
[X-2] |
€ 2.945 |
€ 3.640 |
€ 2.891 |
€ 3.273 |
[X-3] |
n.v.t. |
n.v.t. |
€ 2.758 |
€ 2.896 |
Het Hof heeft op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan (kenmerk 12/00006; ECLI:NL:GHAMS:2013:3902) op het hoger beroep van belanghebbende inzake het belastingjaar 2010, waarbij ook de voor dat jaar ten aanzien van het pand [X-straat] toegepaste objectafbakening deel uitmaakte van de rechtsstrijd.
3 Geschil in hoger beroep
Het hoger beroep van belanghebbende omvat – gelet op het proces-verbaal van de zitting bij het Hof – de navolgende geschilpunten:
- -
-
de objectafbakening ten aanzien van het pand aan de [X-straat] op de waardepeildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011;
- -
-
de WOZ-waarde van de woningen [X-H] en [X-2] voor het jaar 2011 alsmede die van de woningen [X-H], [X-1], [X-2] en [X-3] voor het jaar 2012 op achtereenvolgens de waardepeildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011;
- -
-
de vraag of de heffingsambtenaar in de bezwaarfase onzorgvuldig heeft gehandeld, voor zover het betreft diens weigering om belanghebbende geluidsopnames van de hoorzitting te laten maken alsmede de kwaliteit van het hoorverslag;
- -
-
de hoogte van de door de rechtbank toegekende vergoeding van immateriële schade;
- -
-
het bedrag aan griffierecht dat de rechtbank de heffingsambtenaar heeft gelast te vergoeden aan belanghebbende.