Gerechtshof Amsterdam, 09-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1744, 16/00157
Gerechtshof Amsterdam, 09-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1744, 16/00157
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 9 mei 2017
- Datum publicatie
- 17 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:1744
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:344
- Zaaknummer
- 16/00157
- Relevante informatie
- Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 16
Inhoudsindicatie
Wet waardering onroerende zaken; objectafbakening bij hofjeswoningen
Uitspraak
kenmerk 16/00157
9 mei 2017
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Kerkgenootschap [X] , te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. K.J.T.M. Hehenkamp (Hehenkamp Van Riessen & Eisenberger advocaten te Amsterdam)
tegen de uitspraak van 9 maart 2016 in de zaak met kenmerk AMS 14/3469 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z], de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2013 genomen beschikkingen onder meer de waarden van de in 2.2.1 vermelde objecten voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld. In hetzelfde geschrift zijn ook de aanslagen onroerendezaakbelastingen (hierna: OZB) voor het jaar 2013 bekendgemaakt.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar van 1 mei 2014 vorenbedoelde beschikkingen en de daarop gebaseerde aanslagen OZB gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 9 maart 2016 het beroep voor zover dat was gericht tegen de waardevaststelling van de in 2.2.1 vermelde objecten ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 15 april 2016 hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende heeft als doelstelling kerkelijke leefgemeenschappen in stand te houden ten behoeve van min- of onvermogenden.
Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom van de navolgende objecten – zoals vermeld in punt 3 van de rechtbankuitspraak, dat door partijen niet is bestreden – welke zijn gelegen in het zogenoemde [complex 1] en [complex 2a] - [complex 2b] te [Z] :
[complex 2a] |
[complex 2b] |
[complex 1] |
[E-straat xxx] |
[F-straat xxx] |
[X1] [xxx] |
[E-straat xxx] |
[F-straat xxx] |
[X2] [xxx] |
[E-straat xxx] |
[F-straat xxx] |
[X3] [xxx] |
[E-straat xxx] |
[F-straat xxx] |
[X4] |
[E-straat xxx] |
[F-straat xxx] |
|
[E-straat xxx] |
[F-straat xxx] |
|
[E-straat xxx] |
[F-straat xxx] |
|
[E-straat xxx] |
[F-straat xxx] |
|
[E-straat xxx] |
[F-straat xxx] |
|
[E-straat xxx] |
||
[E-straat xxx] |
||
[E-straat xxx] |
De in [complex 2a] - [complex 2b] gelegen 21 objecten betreffen woningen (daaronder begrepen drie zogenoemde beheerderswoningen) voor de verhuur (hierna ook: de hofjeswoningen). De hofjeswoningen delen de aanwezige binnenplaats/tuin alsmede een binnenruimte. Bewoners van het [complex 2a] bereiken hun hofjeswoning via een poort aan de [E-straat] en die van [complex 2b] via twee centrale ingangen aan de [F-straat] .
Het object [X1] betreft de dienstwoning van de koster. De objecten [X2] , [X3] en [X4] betreffen – kort gezegd – kantoor- of bedrijfsruimtes.
Op dinsdag 8 september 2015 heeft door de heffingsambtenaar in het bijzijn van de bestuurder van belanghebbende en haar gemachtigde een bezichtiging plaatsgevonden. Het verslag dat naar aanleiding van de bezichtiging is opgesteld luidt onder andere als volgt:
“(…)
Er zijn drie hofjes-complexen bezocht: [Hofje G] , [complex 2a] [complex 2b] en [complex 1] . Alle woz-objecten in deze drie hofjes-complexen zijn immers in de fase van beroep bij de Rechtbank ter discussie gesteld, zowel qua afbakening (artikel 16 Wet WOZ) als qua waardebepaling (artikel 17 Wet WOZ). Aanwezig waren Belastingen [Z] (…), eiser (…) en de gemachtigde van [belanghebbende] (…).
Gekeken is met name of de objectafbakening van de drie hofjes conform artikel 16 Wet WOZ is vastgesteld. De criteria die daarbij volgens de jurisprudentie gelden, zijn: (1) afsluitbaarheid en (2) huiskamer/slaapkamer, (3) kookvoorzieningen/keuken(tje), (4) eigen toiletvoorziening en (5) eigen wasgelegenheid. Op zichzelf was het geen ingewikkelde exercitie. Tevens heeft de gemeente [Z] een goede indruk kunnen krijgen van de kwaliteit en onderhoudstoestand.
Het volgende is gebleken. Het overgrote deel van de hier bedoelde woz-objecten voldoet aan de vijf criteria als hiervoor beschreven. Die woz-objecten zijn correct afgebakend. Een deel van de woz-objecten (gelegen in het complex [Hofje G] aan de [G-straat] ) bleek te klein te zijn afgebakend. Die woz-objecten bleken niet te beschikken over zelfstandige toiletvoorzieningen en eigen wasgelegenheid. Deze woz-objecten zijn vernietigd. Dit is inmiddels gebeurd. (…)”
Het proces-verbaal van de zitting op 28 maart 2017 bij het Hof luidt onder andere als volgt:
“[naam bestuurder] [Hof: bestuurder van belanghebbende] verklaart – zakelijk weergegeven – in eerste en tweede termijn, mede op vragen van het Hof als volgt:
(…)
Wie zijn de bewoners van de in het [complex 2a] - [complex 2b] gelegen hofjeswoningen? Naast een drietal studenten dat toezicht houdt, is het merendeel van de bewoners 70 plus; de bewoners zijn oude mensen met de daarbij behorende problemen. De aanwezigheid van de studenten zorgt voor een prettige sfeer en een goede gang van zaken; het is een vorm van sociale controle. Wie betaalt voor de servicekosten? In eerste instantie wordt dat bekostigd uit de huurinkomsten; tekorten worden aangevuld via de leden van de kerk. Wij zijn een organisatie als Schiphol maar dan in het klein. Het bestuur van belanghebbende vergadert eenmaal in de week in het hofje.
De [naam kerk] zelf valt buiten de rechtsstrijd. [X1] betreft de dienstwoning en wordt feitelijk gebruikt door de koster. In die woning bevindt zich de schuilgang; de oorspronkelijke hoofdtoegang tot de schuilkerk. In [X2] is een advocatenkantoor gevestigd; ik betwist niet dat dit pand afsluitbaar is en zelfstandig is te gebruiken. Datzelfde geldt voor [X4] , waarin op 1 januari 2013 eveneens een advocatenkantoor was gevestigd. Maar het gaat erom dat deze panden ondergeschikt aan de schuilkerk zijn. Na de bouw in [jaartal] behoorden deze panden bij de schuilkerk; ze zijn met de andere panden bedoeld om samen met de kerk als één object te gebruiken. [X3] is eveneens afzonderlijk afsluitbaar en is in gebruik bij de [naam] , een landelijk werkende organisatie met rechtspersoonlijkheid; deze organisatie ondersteunt als landelijk bureau [xxx] en neemt deel aan verschillende samenwerkingsverbanden. Boven bevindt zich het seminarie. In feite bestaat [X3] uit een aantal vergaderruimtes, die ook door de landelijke samenwerkingsverbanden en de kerk worden gebruikt. (…)”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de heffingsambtenaar de onder 2.2.1 vermelde objecten voor de toepassing van de Wet WOZ op een juiste wijze heeft afgebakend.
Indien de heffingsambtenaar op een juiste wijze de objecten heeft afgebakend, is niet in geschil – dat is ter zitting desgevraagd door de bestuurder van belanghebbende verklaard –dat de voor de objecten vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is.