Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1781, 16/00040, 16/00041, 17/00203 en 17/00204

Gerechtshof Amsterdam, 20-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1781, 16/00040, 16/00041, 17/00203 en 17/00204

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 april 2017
Datum publicatie
31 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:1781
Formele relaties
Zaaknummer
16/00040, 16/00041, 17/00203 en 17/00204
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 22

Inhoudsindicatie

WOZ. Schatting van de waarde in goede justitie. Reis- en verletkosten van belanghebbende voor bijwonen taxatie in bezwaarfase

Uitspraak

Kenmerken 16/00040 en 17/00203, 16/00041 en 17/00204

20 april 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hogere beroepen van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende

(gemachtigde: G. Veldhuisen)

en

op de hogere beroepen van

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 1] , de heffingsambtenaar,

(gemachtigde: R. Meyer),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 14/1285 van de rechtbank [woonplaats] (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen van 31 januari 2013 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres 1] voor het kalenderjaar 2013 met waardepeildatum 1 januari 2012 vastgesteld op € 226.000. Voor de onroerende zaak [adres 2] is de waarde voor het kalenderjaar 2013 met waardepeildatum 1 januari 2012 vastgesteld op € 259.000. In hetzelfde geschrift zijn ook de aanslagen onroerendezaakbelastingen eigenaren 2013 en rioolrecht eigenaren 2013 bekend gemaakt.

1.2.

Na door belanghebbende tegen de beschikkingen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar, gedagtekend 18 januari 2014, de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld. Bij uitspraak van 24 december 2015 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“Beslissing

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-vermindert de vastgestelde waarde voor [adres 1] tot een waarde van € 180.000 en de waarde voor [adres 2] tot een waarde van € 203.800;

-vermindert de aanslagen onroerende zaaksbelasting en rioolheffing tot aanslagen berekend naar die waarden;

-bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

-draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,-- aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1965,25”.

1.4.

De tegen deze uitspraak door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 4 februari 2016, en nader aangevuld bij brief van 17 maart 2016. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De tegen de uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 4 februari 2016, en nader aangevuld bij bericht van 4 april 2016. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Op 10 maart 2017 en op 14 maart 2017 zijn van belanghebbende nadere stukken ingekomen. Een afschrift hiervan is aan de heffingsambtenaar verstrekt.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2017, daar zijn verschenen namens belanghebbend haar gemachtigde en namens de heffingsambtenaar eveneens zijn gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast:

2.2.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken (1) [adres 1] en (2) [adres 2] , beide gelegen te [plaats 1] . Het Hof zal deze onroerende zaken hierna gezamenlijk aanduiden als “de Percelen”. De Percelen hebben volgens het bestemmingsplan Wester Amstel de bestemming “volkstuinen, waterlopen en verblijfsrecreatie”.

2.3.

De Percelen worden verhuurd aan een tweetal tuinverenigingen. Eerstgenoemd perceel heeft een oppervlakte van 10.190 m² en wordt verhuurd aan de vereniging [naam 1] . Het Hof zal dit perceel hierna aanduiden als het perceel [naam 1] . Het als tweede genoemde perceel heeft een oppervlakte van 9000 m2 en wordt verhuurd aan de vereniging [naam 2] . Het Hof zal dit perceel hierna aanduiden als het perceel [naam 2] .

2.4.

De leden van de tuinverenigingen gebruiken de percelen als zogenoemde “volkstuinen”. Zij hebben zelf (tijdelijke) schuurtjes en huisjes op de percelen geplaatst. Op de percelen bevinden zich ook - in totaal - drie sanitaire ruimtes.

2.5.

Op basis van het geldende bestemmingsplan mag overnacht worden op de tuinen. De tuinverenigingen kennen lange wachtlijsten. De “leegstand” van de tuinen is nihil.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is de WOZ-waarde van de Percelen in geschil. In hoger beroep is de belastingplicht voor de rioolrechten eigenaren 2013 niet (langer) in geschil.

3.2.

Voorts is in geschil of de (hoogte van de) proceskostenveroordeling zoals deze is vastgesteld door de rechtbank juist is.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar en vermindering van de WOZ-waarden tot waarden waarbij van maximaal € 15 per m2 wordt uitgegaan, of zoveel lager als volgt uit de door haar genoemde waardeverminderende omstandigheden; de waarde van de opstallen dient daarbij te worden gesteld op nihil. Voor wat betreft de proceskosten, stelt zij dat zij recht heeft op een hogere vergoeding voor de door haar ingeschakelde deskundige, en op reis- en verletkosten voor belanghebbende wegens het rondleiden van de taxateur van de heffingsambtenaar over de Percelen.

3.4.

De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ongegrondverklaring van de beroepen (en dus bevestiging van zijn uitspraken op bezwaar). Hij bestrijdt dat de door belanghebbende als deskundige ingeschakelde persoon een deskundige is in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht en is van mening dat door de rechtbank ten onrechte terzake een vergoeding is toegekend.

3.5.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten en griffierecht

7 Beslissing