Gerechtshof Amsterdam, 25-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1783, 16/00205
Gerechtshof Amsterdam, 25-04-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1783, 16/00205
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 april 2017
- Datum publicatie
- 28 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:1783
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:566
- Zaaknummer
- 16/00205
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Geen recht op vergoeding bezwaarkosten. Controle met scanauto levert geen schending op van artikel 8 EVRM
Uitspraak
Kenmerk 16/00205
25 april 2017
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 15/6302 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,
(gemachtigde: mr. N.M. Kell).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft op 7 augustus 2015 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag).
Na tegen de naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 16 september 2015, het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 30 maart 2016 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof per fax ingekomen op 10 mei 2016. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op 28 februari 2017 is van belanghebbende een nader stuk ingekomen. Een afschrift hiervan is aan de heffingsambtenaar verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2017. Belanghebbende is met bericht van verhindering niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Belanghebbende is een rechtspersoon. Op haar naam stond in het kentekenregister de Peugeot met het kenteken [kenteken 1] ingeschreven. Een namens haar optredende natuurlijke persoon heeft de Peugeot geparkeerd op [adres] ter hoogte van nummer [nummer] , een plaats waar ten tijde van het parkeren parkeerbelasting verschuldigd was. Het Hof zal hierna steeds kortheidshalve spreken over belanghebbende als de persoon die de relevante handelingen verrichtte. Om die reden zal het Hof spreken van “zij” en “haar”, ongeacht het geslacht van de gebruiker van de auto.
Belanghebbende heeft bij een parkeerautomaat aangifte van parkeerbelasting gedaan en deze voldaan. Bij het aangifte doen heeft zij een fout gemaakt bij het intoetsen van het kenteken van de auto. Zij heeft ingetoetst [kenteken 2] in plaats van [kenteken 1] .
De parkeerautomaat gaf een betaalbewijs uit. Daarop stond met zeer grote letters: BETAALBEWIJS VOOR UW EIGEN ADMINISTRATIE, alsmede - in kleinere letters - het foute kenteken. Belanghebbende heeft het betaalbewijs achter de voorruit van haar auto op het dashboard gelegd.
Controle op het tijdig voldoen van de verschuldigde parkeerbelasting vindt plaats door een scanauto, een auto die rondrijdt en foto’s (‘scans’) maakt van de kentekens van geparkeerde voertuigen. De gescande kentekens worden vergeleken met de kentekens van auto’s
1. waarvoor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 4, lid 2 van de Verordening Parkeerbelastingen 2015 II (verder de Verordening) is afgegeven;2. waarvoor de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Verordening is voldaan.
Vanwege de door belanghebbende gemaakte fout bij het invoeren van het kenteken, werd haar betaling niet gekoppeld aan de Peugeot. De heffingsambtenaar dacht dus, dat belanghebbende voor het parkeren van de Peugeot niet betaald had en een naheffingsaanslag parkeerbelasting was het gevolg.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en een kopie van het in 2.3. genoemde betaalbewijs overgelegd. De heffingsambtenaar heeft toen de naheffingsaanslag vernietigd.
Belanghebbende heeft het bezwaarschrift doen verzorgen door een professionele gemachtigde. Zij vraagt in haar bezwaarschrift om een vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens vraagt zij om gehoord te worden. Ten slotte vraagt zij om “alle zaakstukken in dit dossier”.
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende niet gehoord en de door haar gevraagde kostenvergoeding niet gegeven.
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op vergoeding van kosten voor het bezwaar ex artikel 7:15 Awb. Dat is de hoofdvraag. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, omdat de naheffingsaanslag, zo stelt zij, is herroepen wegens een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, Awb. De heffingsambtenaar beantwoordt de vraag ontkennend. De naheffingsaanslag is een gevolg van een door belanghebbende gemaakte fout; de heffingsambtenaar heeft op geen enkele manier onrechtmatig gehandeld.
Bij het beantwoorden van de hoofdvraag komen de volgende punten aan de orde:
- -
-
Is de controle door middel van een scanauto onrechtmatig, in het bijzonder omdat een dergelijke wijze van controle een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zou opleveren?
- -
-
Mocht de heffingsambtenaar het horen van belanghebbende achterwege laten?
- -
-
Heeft de heffingsambtenaar alle stukken van het geding overgelegd?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.