Hoge Raad, 13-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:566, 17/02365
Hoge Raad, 13-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:566, 17/02365
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 april 2018
- Datum publicatie
- 13 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:566
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:1783
- Zaaknummer
- 17/02365
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
13 april 2018
Nr. 17/02365
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 25 april 2017, nr. 16/00205, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 15/6302) betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Amsterdam.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.