Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2624, 17/00013 tot en met 17/00016

Gerechtshof Amsterdam, 06-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2624, 17/00013 tot en met 17/00016

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 juli 2017
Datum publicatie
12 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:2624
Formele relaties
Zaaknummer
17/00013 tot en met 17/00016

Inhoudsindicatie

OB. In geschil is of de door belanghebbende verleende diensten zijn aan te merken als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening als bedoeld in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder a, juncto tabel I, post b.3 van de Wet OB.

Zeilen kan niet onder alle omstandigheden als sportbeoefening worden gekwalificeerd. De zeilboot moet i) op grond van zijn objectieve kenmerken geschikt zijn voor sportbeoefening en ii) daarvoor in hoofdzaak worden gebruikt. Belanghebbende heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die haar stelling dat sprake is van een accommodatie van waaruit sportbeoefening plaatsvindt, onderbouwen. Beroep ongegrond.

Uitspraak

kenmerken 17/00013 tot en met 17/00016

6 juli 2017

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de fiscale eenheid [X], gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen)

tegen de uitspraak van 28 november 2016 in de zaak met kenmerken HAA 14/5094, 14/5095, 14/5096 en 14/5097 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 26 april 2014

over het tijdvak februari 2014 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting (OB) van € 13.213 met betrekking tot [X1] .

1.1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 26 april 2014

over het tijdvak februari 2014 een naheffingsaanslag opgelegd in de OB van € 64.603 met betrekking tot [X2] .

1.1.3.

Belanghebbende heeft op 30 mei 2014 OB op aangifte voldaan ten bedrage van €

31.895 over het tijdvak april 2014 met betrekking tot [X1] .

1.1.4.

Belanghebbende heeft op 14 mei 2014 OB op aangifte voldaan ten bedrage van €

69.215 over het tijdvak april 2014 met betrekking tot [X2] .

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de hiervoor vermelde voldoeningen op aangifte en

naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft de bezwaren bij afzonderlijke uitspraken, gedagtekend 31 oktober 2014, afgewezen.

1.3.

De tegen deze uitspraken ingestelde beroepen heeft de rechtbank in haar uitspraak

ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 10 januari

2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2017. Van het verhandelde

ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur telkens zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – de navolgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres exploiteerde in de onderhavige tijdvakken twee jachthavens in [Z] , te weten [X2] en [X1] .

2. Eiseres brengt aan haar vast klanten en aan passanten liggelden in rekening ter zake van de verhuur van ligplaatsen. Na betaling van liggeld krijgt de afnemer recht gebruik te maken van de volgende voorzieningen:

- Gebruik van de ligplaats

- Gebruik van de steigers

- Gebruik van toiletten en douches

- Toezicht door de havenmeesters en met gebruik van camerabewaking

- Gebruik van de watervoorziening

- Gebruik van de elektravoorziening

- Aanwezigheid van EHBO/BHV

- Gebruik van afvaldepots

- Gebruik van groenvoorziening op het terrein voor diverse doeleinden

- Gebruik van opslaglocaties (tegen bijbetaling)

- Gebruik van diverse apparatuur ten behoeve van onderhoud en reparaties

- Gebruik van diverse andere faciliteiten die in een jachthaven gebruikelijk zijn.

3. Eiseres heeft op 8 maart 2014 over het tijdvak februari 2014 betreffende [X1] als volgt aangifte gedaan:

Bedrag Omzetbelasting

1a Belast met hoog tarief € 92.185 € 19.359

5b Voorbelasting € 6.146

Totaal te betalen omzetbelasting € 13.213

Eiseres heeft de verschuldigde omzetbelasting niet tijdig voldaan. Met dagtekening 26 april 2014 is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 13.213 en bij beschikking een verzuimboete van € 264.

4. Eiseres heeft ook op 8 maart 2014 over het tijdvak februari 2014 betreffende [X2] als volgt aangifte gedaan:

Bedrag Omzetbelasting

1a Belast met hoog tarief € 334.628 € 70.272

1b. Belast met laag tarief € 50 € 3

5b Voorbelasting € 5.672

Totaal te betalen omzetbelasting € 64.603

Eiseres heeft de verschuldigde omzetbelasting niet tijdig voldaan. Met dagtekening 26 april 2014 is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 64.603 en bij beschikking een verzuimboete van € 1.292.

5. Eiseres heeft op 14 mei 2014 over het tijdvak april 2014 betreffende [X1] als volgt aangifte gedaan en de te betalen omzetbelasting voldaan:

Bedrag Omzetbelasting

1a Belast met hoog tarief € 184.009 € 38.642

1b. Belast met laag tarief € 100 € 6

5b Voorbelasting € 6.753

Totaal te betalen omzetbelasting € 31.895

6. Eiseres heeft tevens op 14 mei 2014 over het tijdvak april 2014 betreffende [X2] als volgt aangifte gedaan en de te betalen omzetbelasting voldaan:

Bedrag Omzetbelasting

1a Belast met hoog tarief € 451.633 € 94.843

1b. Belast met laag tarief € 300 € 18

5b Voorbelasting € 25.646

Totaal te betalen omzetbelasting € 69.215”

2.2.

Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de door belanghebbende verleende diensten zijn aan te merken als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening als bedoeld in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder a, juncto tabel I, post b.3 (hierna: Tabel I, b.3) van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB).

3.2.

Belanghebbende bepleit dat de door haar verleende diensten (deels) als zodanig zijn aan te merken en concludeert in hoger beroep tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en een verschuldigde belasting:

- van € 5.224 [teruggaaf ad € 7.989] voor het tijdvak februari 2014 betreffende [X1] ;

- van € 44.489 [teruggaaf ad € 20.114] over het tijdvak februari 2014 betreffende [X2] ;

- van € 24.767 [teruggaaf ad € 7.128] over het tijdvak april 2014 betreffende [X1] ;

- van € 47.755 [teruggaaf ad € 21.460] over het tijdvak april 2014 betreffende [X2] .

3.3.

De inspecteur weerspreekt dat de door belanghebbende verleende prestaties als zodanig zijn aan te merken en stelt zich (onder meer) op het standpunt dat sprake is van tegen het normale tarief van 21% belaste verhuur van parkeerruimte voor voertuigen in de zin van artikel 11, eerste lid, onder b, ten 3e van de Wet OB.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Wettelijk kader en relevante toelichtingen

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing