Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2862, 16/00134

Gerechtshof Amsterdam, 06-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2862, 16/00134

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 juli 2017
Datum publicatie
9 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:2862
Formele relaties
Zaaknummer
16/00134
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 22

Inhoudsindicatie

WOZ. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning met aanbouw en vrijstaande werkplaats/loods niet te hoog vastgesteld. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat het waterschap feitelijk beheer in de zin van de Uitvoeringsregeling heeft gevoerd over een groter deel van de tot de woning behorende grond dan het door de heffingsambtenaar vrijgestelde deel.

Uitspraak

Kenmerk 16/00134

6 juli 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. A. Bakker),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 14/3723 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Uithoorn , de heffingsambtenaar,

(gemachtigde: mr. A.S. Polder).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), met dagtekening 31 januari 2014, de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [plaats 1] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2013, voor het jaar 2014 vastgesteld op € 326.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen 2014 bekendgemaakt.

1.2.

Na tegen de beschikking gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 16 mei 2014, de bij de beschikking vastgestelde waarde gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 17 februari 2016 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 maart 2016, en nader aangevuld bij faxbericht van 28 april 2016. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 12 mei 2017, 1 juni 2017 en 9 juni 2017 zijn van belanghebbende nadere stukken ingekomen. Een afschrift hiervan is aan de heffingsambtenaar verstrekt.

1.6.

Op 30 mei 2017 is van de heffingsambtenaar een nader stuk ingekomen. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende verstrekt.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast.

2.2.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een woning, een vrijstaande werkplaats/loods en een aanbouw woonruimte. De inhoud van de woning is ongeveer 301 m3. De woning heeft dakkapellen. De oppervlakte van het perceel is ongeveer 609 m2.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep de waarde van de woning in geschil op de waardepeildatum 1 januari 2014. De heffingsambtenaar bepleit een waarde van € 324.000. Belanghebbende bepleitte aanvankelijk een waarde van € 265.000. Bij brief gedagtekend 9 juni 2017 heeft hij nader geconcludeerd tot een waarde van € 123.000.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing