Hoge Raad, 25-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:625, 17/03950
Hoge Raad, 25-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:625, 17/03950
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 mei 2018
- Datum publicatie
- 25 mei 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:625
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:2862, Bekrachtiging/bevestiging
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:218, Gevolgd
- Zaaknummer
- 17/03950
Inhoudsindicatie
Artikel 2, lid 1, aanhef en letter f, Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken. Geen waarderingsvrijstelling voor naast een dijk gelegen zones waarin voorschriften en beperkingen gelden ter bescherming van die dijk (HR 10 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2828).
Uitspraak
25 mei 2018
nr. 17/03950
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2017, nr. 16/00134, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 14/3723) betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Uithoorn voor het jaar 2014 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z]. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 6 maart 2018 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2018:218).
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de klachten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak is gelegen aan een waterverdedigingswerk, een dijk, in het gebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: het Waterschap).
Voor het Hof was in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Daarbij was onder meer de vraag aan de orde op welke delen van de onroerende zaak de waarderingsuitzondering van toepassing is voor waterverdedigingswerken als bedoeld in artikel 2, lid 1, aanhef en letter f, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Uitvoeringsregeling).
Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld en daarbij overwogen, voor zover in cassatie van belang, dat de heffingsambtenaar bij de waardering in voldoende mate rekening heeft gehouden met de voor de kernzone geldende waarderingsvrijstelling.
De klachten komen op tegen het in 2.2.2 vermelde oordeel van het Hof.
Voor zover de klachten betogen dat de waarderingsvrijstelling ook van toepassing is op de naast de onderhavige dijk gelegen zones waarin op grond van de keur van het Waterschap voorschriften en beperkingen gelden ter bescherming van die dijk, falen zij omdat alleen het dijklichaam zelf een waterverdedigingswerk is als bedoeld in voormeld artikel 2, lid 1, aanhef en letter f, van de Uitvoeringsregeling (zie HR 10 november 2017, nr. 17/01579, ECLI:NL:HR:2017:2828, BNB 2018/7).
De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.