Home

Gerechtshof Amsterdam, 22-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3642, 16/00290

Gerechtshof Amsterdam, 22-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3642, 16/00290

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
22 juni 2017
Datum publicatie
13 september 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:3642
Formele relaties
Zaaknummer
16/00290

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Belanghebbende heeft de gevraagde bescheiden niet verstrekt, zodat de informatiebeschikking terecht is opgelegd. Ten aanzien van de correctie van € 415.000 heeft belanghebbende niet aangetoond dat een bron van inkomen ontbreekt. De aanslag is niet naar willekeur opgelegd. De feiten en omstandigheden wettigen het vermoeden dat belanghebbende in het in geding zijnde jaar extra inkomsten ten bedrage van € 415.000 heeft genoten. In hoger beroep heeft belanghebbende de onjuistheid van de bestreden uitspraak op bezwaar niet overtuigend aangetoond.

Uitspraak

kenmerk 16/00290

22 juni 2017

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. drs. T.C. van Wagensveld (Van Wagensveld en Zonneveld B.V.) te Amsterdam

tegen de uitspraak van 30 mei 2016 in de zaak met kenmerk HAA 15/1181 van de Rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 31 december 2012 voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 593.886 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.571. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 40.799 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na tegen de hiervoor vermelde navorderingsaanslag en beschikking heffingsrente gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 26 januari 2015 die navorderingsaanslag en beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 30 mei 2016 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 4 juli 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’).

“1. Eiser exploiteert een coffeeshop in de vorm van een eenmanszaak onder de naam “ [de coffeeshop-1]

” (de coffeeshop-1).

2. Eiser heeft aangifte ib/pvv voor het jaar 2007 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 178.886 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.571.

3. Op 12 november 2007 is van de zakelijke rekening van de coffeeshop-1 een bedrag van € 412.939 overgeboekt naar de derdenrekening van notaris [A] te Amsterdam (de overboeking) ten behoeve van de aflossing van een hypotheek op de in privé aangehouden woning van eiser. Verweerder heeft op 21 november 2012 de beschikking gekregen over stukken uit een strafrechtelijk onderzoek. Verweerder heeft daaruit geconcludeerd dat het bedrag afkomstig is uit een achttal stortingen (waarvan zes in contanten) gedaan tussen 19 oktober 2007 en 28 november 2007 voor een totaalbedrag van € 415.000 (de stortingen) op de zakelijke rekening van de coffeeshop-1.

4. Op grond van de bevindingen weergegeven onder 3 heeft verweerder het belastbare inkomen uit werk en woning middels het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslag verhoogd met € 415.000.

5. Naar aanleiding van het door eiser ingediende bezwaarschrift heeft verweerder bij eiser op 21 juni 2013 een boekenonderzoek ingesteld naar de herkomst van de door eiser tussen 4 en 13 november 2007 op de zakelijke rekening gedane stortingen.

6. Verweerder heeft de volgende bescheiden bij eiser opgevraagd:

1. De jaarstukken 2006 van de coffeeshop-1.

2. Het originele door de boekhouder per artikel bijgehouden digitale Excel-bestand (niet een papieren uitdraai of een pdf-bestand).

3. De originele door het personeel van de coffeeshop-1 bijgehouden turflijsten.

4. Het digitale originele Excel-bestand van het eerder op papier aangeleverde kasbestand 2007.

5. Alle aanwezige bescheiden met betrekking tot de door eiser in 2007 contant ontvangen huurinkomsten.

6. Blad 0002 van rekeningafschrift 314 van bankrekening [bankrekening] .

7. De rekeningafschriften van rekening [bankrekening] ten name van de echtgenote van eiser, mevrouw [B] .

8. De rekeningafschriften van de rekeningen [bankrekening] , [bankrekening] en [bankrekening] ten name van de minderjarige kinderen van eiser.

9. Alle digitale bestanden over het jaar 2007 betreffende het door de coffeeshop-1 gebruikte computerkassasysteem.

Aangezien eiser niet alle opgevraagde bescheiden heeft verstrekt, heeft verweerder op 20 september 2013 een informatiebeschikking gegeven waarbij is gewezen op de verplichting die volgt uit artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De informatiebeschikking bevat een opsomming van de eerder gevraagde bescheiden. Tegen de informatiebeschikking zijn door eiser geen rechtsmiddelen aangewend.

7. De resultaten van het boekenonderzoek, opgemaakt aan de hand van de wel beschikbare bescheiden, zijn neergelegd in een rapport van 9 januari 2015. In dit rapport is onder meer opgenomen:

Niet overgelegde primaire administratie

Tot op heden heeft [eiser], de volgende bescheiden niet overgelegd;

- Ten aanzien van de geboekte inkopen en omzet is er geen enkel onderliggend primair kasstuk overgelegd, ook van de kasstortingen ontbreekt vaak een onderliggend primair stuk.

- De originele door het personeel van [de coffeeshop-1] bijgehouden turflijsten.

- Blad 0002 van rekeningafschrift 314 van bankrekening [bankrekening] .

- De rekeningafschriften van rekening [bankrekening] ten name van de echtgenote van [eiser], mw. [B] .

- De rekeningafschriften van de rekeningen [bankrekening] , [bankrekening] en [bankrekening] ten name van de minderjarige kinderen van [eiser].

- De digitale bestanden over het jaar 2007 van het door [de coffeeshop-1] gebruikte computerkassasysteem.

- Het, volgens de heer [C] , aan de hand van de turflijsten bijgehouden Excel bestand waarin per artikel, zowel in aantallen als in geld, de voorraad, de inkoop en de verkoop werden bijgehouden.

(…)

3.2.2

Stortingen vanuit de kas van [de coffeeshop-1]

(…)

Over de jaren 2002 tot en met 2006 onttrekt [eiser] gemiddeld € 160.781,- per jaar uit de onderneming [de coffeeshop-1] voor privéuitgaven. Over het jaar 2007 onttrekt [eiser] per saldo € 392.228 voor privéuitgaven uit de onderneming. Gelet op de, incidentele, betaling van

€ 412.000 voor de aflossing van de (box 3)hypotheek betekent dit dat [eiser] daar waar hij eerder altijd geld uit de onderneming haalt om in zijn persoonlijke levensbehoeften te kunnen voorzien, in 2007 geen geld uit de onderneming heeft onttrokken voor zijn reguliere privéuitgaven.

(…)

3.2.3

Lening [D]

De heer [C] geeft aan dat [eiser] begin november 2007 van zijn broer [D] een lening van € 100.000 heeft ontvangen.

Desgevraagd heeft de heer [C] verklaard dat van deze lening niets op papier staat, dat alles contant is gegaan en dat er op 31 december 2007 € 75.000,- contant aan [D] is terug betaald. Een en ander is door de heer [E] , achteraf, verwerkt in het door hem gemaakte Excel kasbestand.

Opvallend is dat [eiser] tijdens de verhoren in 2011 en 2012 door de politie aangeeft dat hij niet weet hoeveel geld hij in 2007 van zijn broer heeft geleend maar dat hij wel weet dat alles is terugbetaald en waarschijnlijk gedeeltelijk verrekend met de huur van de coffeeshop van zijn broer ( [de coffeeshop-2] ).

Ook de heer [D] is door de politie verhoord over de door hem in 2007 aan zijn broer verstrekte lening. Hij heeft zich ten aanzien van alle vragen betreffende het pand [F-steeg] 8 en zijn lening aan zijn broer beroepen op zijn zwijgrecht. Ook heeft hij geweigerd zijn verklaring te ondertekenen.

Uit de aangifte inkomstenbelasting 2007 van de heer [D] blijkt dat de omzet van de coffeeshop [de coffeeshop-2] in 2007 onverklaarbaar hoog is ten opzichte van de voorgaande jaren en van 2008. De omzet stijgt van € 504.272 in 2005 naar € 569.757 in 2006 en € 757.057 in 2007 om vervolgens in 2008 weer te dalen naar € 600.838.

(…)

3.2.4

Storting vanuit contante ontvangsten box 3 vermogen

(…)

[Eiser] is eigenaar van het pand [F-steeg] 8 te [Z] . In dit pand zijn naast op de begane grond de coffeeshop van [D] , [de coffeeshop-2] , twee appartementen aanwezig. De huur voor de coffeeshop ad € 7.000 per maand wordt per bank betaald.

De huur van de appartementen wordt contant betaald. [Eiser] heeft geen enkel bescheid overgelegd waaruit blijkt dat en hoeveel huur betaald wordt. Het is onwaarschijnlijk dat daar geen enkele vastlegging van is of is geweest. Huurders zullen immers een bewijs van betaling( kwitantie) willen ontvangen en ook [eiser] zelf zal, bijvoorbeeld bij een geschil, willen kunnen laten zien of er en zo ja, hoeveel, wel of niet door huurders betaald is.

In een op 31 oktober 2007 door taxateur [taxateur] uitgebracht taxatierapport staat

dat voor de appartementen € 1.450 per appartement per maand contant zou worden ontvangen. De totaal contant ontvangen huur zou dan € 34.800 per jaar zijn. [Eiser] heeft verklaard dat hij naast genoemde huurinkomsten geen andere contante inkomsten heeft. Van de privé bankrekeningen worden geen contante bedragen opgenomen.

[Eiser] heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting /premies volksverzekeringen over het jaar 2007 desgevraagd aangegeven dat op 1 januari 2007 geen contant geld of vorderingen tot zijn vermogen behoorde.

Bekend is dat [eiser] in 2007 een relatie had met mw. [G] . Mevrouw [G] heeft verklaard dat de huur van haar woning werd geregeld door de boekhouder van [eiser], genaamd [H] . Verder heeft mw. [G] in 2007 een auto, te weten een BMW 1 serie , van [eiser] gekregen en betaalde hij haar € 150 per twee weken voor boodschappen. Ook betaalde hij haar kleding. Uit onderzoek is gebleken dat voor de betreffende auto € 22.000 contant is betaald.” ”

2.2.

Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan de volgende feiten toe.

2.3.

In het door de rechtbank onder 2.1 genoemde rapport van 9 januari 2015 (hierna: het controlerapport) is voorts onder meer het volgende vermeld:

2.4.3. Beoordeling van de administratie

(…)

Beoordeling van de wel aanwezige administratie

De overgelegde administratie bestaat uit het door de heer [E] gemaakte Excel-bestand

“kasboek 2007 1” en de aan de hand daarvan door de heer [C] gemaakte grootboekrekeningen, kolommenbalans en kasboek. (…) Het Excel-bestand bestaat uit de volgende tabbladen;

Kasboek Per dag alle contante inkomsten en uitgaven met begin en eindstand.

Verkoopboek Per dag totaal van alle verkopen hasj, wiet, cake/joints, drank en overig.

HW Berekening van de verkopen Hasj en Wiet per dag per soort. De

bijbehorende inkoopprijs Hasj en Wiet wordt schattenderwijs op 50% van

de behaalde omzet vastgesteld.

Omzetten Per dag de omzet behaald met verkoop van souvenirs

De heer [C] heeft verklaard dat het Excel-bestand “kasboek 2007 1” pas eind 2009 door hem van de heer [E] is ontvangen. Uit de eigenschappen blijkt dat dit bestand op 12 september 2009 is aangemaakt.

Nu de primaire stukken (zoals eerder genoemd onder het kopje “Niet overgelegde primaire administratie”) aan de hand waarvan het Excel-bestand “kasboek 2007 1” gemaakt zou moeten zijn, niet zijn overgelegd dan wel niet zijn bewaard, kan de juistheid en volledigheid van het Excel-bestand “kasboek 2007 1” en de daarop gebaseerde financiële administratie op geen enkele wijze gecontroleerd worden.

(…)

3.1

Contante stortingen op de zakelijke bankrekening

3.1.1

Stortingen in oktober en november 2007

In de maanden oktober en november 2007 worden de volgende bedragen contant op de zakelijke ING girorekening met rekeningnummer 7945232 gestort;

19-10-2007 € 26.220,00 Storting

5-11-2007 € 50.000,00 storting

5-11-2007 € 50.000,00 storting

6-11-2007 € 40.000,00 storting

12-11-2007 € 77.000,00 storting

12-11-2007 € 99.000,00 storting

12-11-2007 € 99.000,00 storting

28-11-2007 € 40.000,00 storting

Volgens het overgelegde Excel bestand “kasboek 2007 1.xls” zijn al deze stortingen vanuit de kas van Route 66 gedaan. In de overgelegde map Kas 2007 (dit zijn de primaire per kas betaalde kostenfacturen) zijn alleen van de stortingen op 19 oktober en 28 november stortingsbewijzen aanwezig (op respectievelijk 18 oktober en 27 november). Van de stortingen op 5, 6 en 12 november 2007 zijn in de primaire kasbescheiden geen stortingsbewijzen aangetroffen.

Om de stortingen uit de kas van [de coffeeshop-1] te kunnen doen is op 6 november 2007 een bedrag van € 100.000 vanuit privé en een bedrag van € 100.000 als lening van [D] in het

kasboek 2007 1.xls geboekt.

3.1.2

Reden stortingen 5, 6 en 12 november 2007

Op 12 november 2007 is een bedrag van € 412.939 van rekeningnummer 7945232 overgeboekt naar de derdenrekening van notaris [A] te Amsterdam. Dit bedrag is aangewend ter aflossing van de op het pand [F-steeg] 8 te [Z] door de heer [I] gevestigde hypotheek. [Belanghebbende] heeft het betreffende pand op 16 februari 2000 gekocht van de heer [I] voor een bedrag van fl. 900.000. De heer [I] heeft, op zijn beurt, het pand op 31 januari 2000 voor fl. 900.000 gekocht.

De door de heer [I] op het pand gevestigde hypotheek is door [belanghebbende] onderhands overgenomen zonder de bank hiervan in kennis te stellen, ook de notaris heeft verzaakt het gewijzigde eigendom van het pand aan de bank door te geven. [Belanghebbende] betaalde de verschuldigde rente en aflossing aan de heer [I] die op zijn beurt de bank betaalde.

De heer [I] is in de financiële problemen gekomen waardoor de bank (die inmiddels zelf had geconstateerd dat de heer [I] al zeven jaar geen eigenaar van het pand meer was zonder dat aan de meldingsplicht was voldaan) had besloten de op het pand gevestigde hypotheek voor het maximale bedrag van € 412.939 uit te winnen door middel van een executoriale verkoop van het pand.

Uiteindelijk heeft [belanghebbende] het pand weten te behouden door zelf de hypotheek volledig af te lossen. Omdat de bank geen genoegen nam met contante betaling is het benodigde geld op de zakelijke girorekening gestort en vervolgens naar de derdenrekening van notaris [A] overgemaakt.

(…)

3.2

Beoordeling herkomst contante stortingen oktober en november 2007

3.2.1

Algemeen

(…) In het kader van het strafrechtelijke onderzoek is het kantoor van de heer [E] doorzocht. Hierbij is een handgeschreven notitie aangetroffen. De heer [E] heeft over deze notitie verklaard dat hij die heeft geschreven naar aanleiding van een telefoongesprek met [belanghebbende] over hoe ze de financiering zouden aanpakken. Die notitie heeft de volgende inhoud:

Te voldoen € 415.000 ! [I]

€ 140.000 [de coffeeshop-1] giro

75.000 [D] kas

215.000

100.000 kas [de coffeeshop-1]

100.000 geldlening [I]

415.000

10.000 [J]

Onderaan deze notitie staat geschreven;

To do

Overeenkomst van geldlening maken [D]

en [I] à 4% boetevrij aflossen

en verklaring dat alles is afgelost.

De heer [E] verklaart hierover dat hij niet weet waarom er staat dat er een verklaring moet worden opgemaakt dat alles is afgelost. Hij weet niet of zo’n verklaring gebruikelijk is, misschien had er moeten staan dat alles zou worden afgelost.

[Belanghebbende] heeft desgevraagd over de notitie verklaard dat hij denkt dat de notitie met de [F-steeg] heeft te maken, hij herkent de bedragen en de naam [I] . Hij weet niet wie deze notitie gemaakt heeft en hij weet ook niet of hij met [E] had afgesproken dat een overeenkomst van geldlening moest worden opgemaakt en meteen een verklaring dat alles was afgelost.

3.2.2

Stortingen vanuit de kas van [de coffeeshop-1]

(…) Tijdens een gesprek op 6 november 2013 heeft [belanghebbende] verteld over de procedure bij stortingen van de omzet op de zakelijke rekening. [Belanghebbende] heeft aangegeven dat er maximaal € 40.000 wordt gestort. De omzet wordt nooit volledig afgestort. De hoogte van het bedrag dat gestort wordt, is afhankelijk van uitgaven en lasten die via de bank betaald moeten worden. De rest gaat mee in de kluis. Deze kluis staat bij [belanghebbende] thuis. (…)”

2.4.

In hoger beroep heeft belanghebbende kopieën overgelegd van grootboekmutatie-kaarten over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 met betrekking tot de kasadministratie van de onderneming (coffeeshop-2) van zijn broer, [D] . Op deze grootboekmutatiekaarten zijn onder andere de volgende boekingen vermeld:

“dagboek datum bkst.omschrijving debet credit cumulatief

1000 Kas 06-11-2007 11 lening 100.000,00 28.919,84

(…)

1000 Kas 31-12-2007 12 retour lening mo 75.000,00 108.121,49

(…)

1000 Kas 30-12-2008 12 lening mo 25.000,00 64.522,00”

2.5.

Tijdens de zitting van 19 april 2017 is door en namens belanghebbende onder meer het volgende verklaard:

Belanghebbende:

(…) Op de opmerkingen van de voorzitter dat de inspecteur erop heeft gewezen dat de stortingen in november 2007 bedragen betreffen die niet aansluiten op de door mij genoemde financieringsbronnen, zoals bijvoorbeeld de door mij gestelde geldlening van € 100.000, dat van deze stortingen geen stortingsbewijzen voorhanden zijn en dat de inspecteur stelt dat de herkomst van deze geldstromen onbekend is, reageer ik door te zeggen dat ik sinds de jaren negentig van de vorige eeuw alles cash doe. Gas, water en licht doe ik via de bankrekening. Ik heb cash nodig om in te kopen. Zo is het altijd gegaan. Ik vind het vervelend dat de inspecteur nu zo doet. Ze weten dat coffeeshophouders altijd cash hebben liggen. Zo werkt dat nu eenmaal. Er zit tijdsverschil tussen de stortingen vanwege de voorwaarden van de bank. (…)

Op de opmerkingen van de voorzitter, dat de inspecteur er verder op heeft gewezen dat de door mij genoemde lening van € 100.000 van mijn broer al in hetzelfde jaar op 31 december voor € 75.000 is terugbetaald en dat je normaliter voor een wat langere periode leent, reageer ik door te zeggen dat de lening nodig was om de bank te betalen. Mijn broer en ik hebben een leencontract: hij pacht de door hem gerunde coffeeshop van mij. Ik geef de coffeeshop aan hem, waarvan de pachtprijs tussentijds is geïndexeerd. Ik krijg nu € 7.000 per maand van hem. Ik heb € 100.000 van hem geleend; hij moest mij op dat moment helpen. Ik heb ook andere mensen gevraagd geld aan mij te lenen, maar die wilden dat niet. In het echt gaf mijn broer mij € 5.000 in plaats van € 7.000 pacht per maand. De pachtprijs is destijds van hfl. 10.000 naar € 5.000 gegaan. Het verschil als gevolg van de indexatie betreft twaalf maal € 2.000. Die resterende € 25.000 die ik had geleend is dus verrekend met de geïndexeerde pacht over 2007.

(…)

Namens belanghebbende (…):

Op de opmerkingen van de voorzitter dat er verschil zit tussen € 24.000 (twaalf maal € 2.000) en € 25.000 en dat belanghebbende stelt dat in 2007 € 75.000 is afgelost en € 25.000 is verrekend door middel van indexatie maar dat volgens de door mij overgelegde grootboekkaarten in 2008 ook nog € 25.000 is afgelost, reageer ik door te zeggen dat die aflossing in 2008 de verrekening is geweest.

(…)

Belanghebbende (…):

(…) Mijn toelichting over de verrekening in verband met de geïndexeerde pacht had betrekking op een ouder jaar, te weten 2006. De vraag van de voorzitter of ik het dan wel heb over € 24.000, beantwoord ik bevestigend.

Het inkopen van hasj doe ik met mijn financiële reserves. Hasj is voor mij als handelswaar. Als ik geld nodig heb, verkoop ik weer een deel van mijn hasj.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Het geschil is toegespitst op de vraag of belanghebbende in 2007 naast de in zijn aangifte verantwoorde inkomsten een bedrag van € 415.000 aan belastbaar inkomen uit werk en woning heeft genoten.

3.2.

Belanghebbende heeft in hoger beroep verklaard dat, gelet op de onherroepelijk geworden informatiebeschikking, niet langer in geschil is dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing