Gerechtshof Amsterdam, 29-08-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3772, 16/00563
Gerechtshof Amsterdam, 29-08-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3772, 16/00563
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 29 augustus 2017
- Datum publicatie
- 31 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:3772
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:519
- Zaaknummer
- 16/00563
Inhoudsindicatie
Loonheffingen. Geen sprake van grove schuld. Belanghebbende was oprecht van mening dat de autokostenregeling niet van toepassing was. De geestesgesteldheid noodzakelijk voor (voorwaardelijk) opzet ontbreekt.
Uitspraak
kenmerk 16/00563
29 augustus 2017
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V., te [vestigingsplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: drs. H. Scheer)
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 16/1649 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 15 november 2016 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
(E.I. van Dompselaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 8 januari 2015 heeft de inspecteur aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag loonheffingen van
€ 24.657 opgelegd. Tevens zijn bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete van
€ 9.862 opgelegd en een bedrag van € 849 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen voornoemde beschikkingen bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 februari 2016 de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van
15 november 2016 heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank is belanghebbende aangeduid als eiseres en de inspecteur als verweerder):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de boete betreft en laat de uitspraak op bezwaar voor het overige in stand;
- vermindert de boete voor de jaren 2012, 2013 en 2014 tot een bedrag van 25 procent van € 2.169 (2012), € 16.888 (2013) en € 5.600 (2014) en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992; en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij de griffie van het Hof ingekomen op 16 december 2016, en nader aangevuld bij brief van 10 februari 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2017. Namens belanghebbende zijn verschenen gemachtigde voornoemd en [naam] (directeur/enig aandeelhouder van belanghebbende). Namens de inspecteur zijn verschenen gemachtigde voornoemd vergezeld door mr. W.Y. Ip en R.J. Huisintveld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.
“1. De activiteiten van eiseres bestaan uit (groot)handel in textielgoederen.
2. De heer [naam] is de directeur-grootaandeelhouder (hierna: de dga) van eiseres.
3. Vanaf 19 november 2012 staat een [auto] met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) op naam van eiseres.
4. Op 7 augustus 2014 is bij eiseres een boekenonderzoek aangevangen naar, onder meer, de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen met betrekking tot de regeling privégebruik auto over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 30 april 2014. Van dit onderzoek is met dagtekening 12 september 2014 een rapport opgemaakt.
5. In de brief van verweerder van 26 september 2014 deelt verweerder aan eiseres mede dat overeenkomstig het vermelde in het rapport van het boekenonderzoek met betrekking tot de correcties een boete zal worden opgelegd. Voorts staat in de brief dat eiseres door middel van correctieberichten alsnog de juiste en volledige gegevens dient te verstrekken.
6. Naar aanleiding van de resultaten van het boekenonderzoek is op 8 januari 2015 de in geding zijnde naheffingsaanslag opgelegd. Verweerder heeft daarbij een vergrijpboete opgelegd wegens grove schuld van 40 procent. De naheffingsaanslag heeft betrekking op de jaren 2012 tot en met 2014 en is als volgt opgebouwd:
LH |
Boete |
Rente |
Totaal |
||
2012 |
€ |
2.169 |
867 |
154 |
3.190 |
2013 |
€ |
16.888 |
6.755 |
695 |
24.338 |
2014 |
€ |
5.600 |
2.240 |
7.840 |
|
totaal |
€ |
24.657 |
9.862 |
849 |
35.368 |
Het Hof gaat ook van deze feiten uit en vult deze als volgt aan. De auto is geen uitgezonderde bestelauto in de zin van artikel 13bis, vijfde lid, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna Wet LB) (tekst 2012-2014).
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is - evenals in eerste aanleg - in geschil of aan belanghebbende terecht de naheffingsaanslag is opgelegd en of de boetebeschikking terecht is genomen.
Daarbij spitst het geschil zich toe op de volgende vragen:
(A) Heeft belanghebbende de auto ter beschikking gesteld aan haar dga in de zin van artikel 13bis van de Wet LB?; en, zo ja:
(B) Heeft belanghebbende doen blijken dat de auto op kalenderjaarbasis (periode 2012 tot en met 2014) voor niet meer dan 500 kilometer per jaar voor privédoeleinden is gebruikt?
(C) Dient de naheffingsaanslag te worden beperkt omdat sprake is van doorlopend afwisselend gebruik?
(D) Heeft de inspecteur terecht een vergrijpboete opgelegd?
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.