Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:428, 16/00237 t/m 16/00240
Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:428, 16/00237 t/m 16/00240
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 9 februari 2017
- Datum publicatie
- 20 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:428
- Formele relaties
- Na verwijzing door: ECLI:NL:HR:2016:1030
- Zaaknummer
- 16/00237 t/m 16/00240
Inhoudsindicatie
Bijtelling privégebruik auto DGA. Uitspraak na verwijzing door de Hoge Raad. Partijen komen ter zitting tot een compromis.
Uitspraak
Kenmerken 16/00237 tot en met 16/00240
9 februari 2017
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - van
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. H.J. Scholten),
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken SGR 14/4499, SGR 14/4502, SGR 14/4503 en SGR 14/4504 van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
(gemachtigde: S.J. Staal).
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft op 15 november 2013 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer 1] ) loonbelasting van € 8.597 opgelegd (verder de naheffingsaanslag LB 2008), en bij beschikkingen een boete van € 1.047 opgelegd.
De inspecteur heeft op 15 november 2013 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009, een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer 2] ) loonbelasting van € 8.597 opgelegd (verder de naheffingsaanslag LB 2009), en bij beschikkingen een boete van € 1.047 opgelegd.
De inspecteur heeft op 15 november 2013 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010, een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer 3] ) loonbelasting van € 8.597 opgelegd (verder de naheffingsaanslag LB 2010), en bij beschikkingen een boete van € 1.719 opgelegd.
De inspecteur heeft op 15 november 2013 aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer 4] ) loonbelasting van € 8.597 opgelegd (verder de naheffingsaanslag LB 2011), en bij beschikkingen een boete van € 1.719 opgelegd.
Na tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslagen en tegen de boetebeschikkingen gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij uitspraken op bezwaar, gedagtekend 23 april 2014, de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen gehandhaafd.
De rechtbank heeft het tegen voornoemde uitspraken op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. Het Hof heeft bij uitspraak van 17 juni 2015, BK-14/01599 t/m BK-14/01602 als volgt beslist:
- -
-
verklaart het hoger beroep gegrond.
- -
-
vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
- -
-
vernietigt de uitspraken op bezwaar,
- -
-
vernietigt de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente;
- -
-
veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten aan de kant van belanghebbende van € 3.672,
- -
-
gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 821 aan griffierecht te vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld.
Op 3 juni 2016, nr. 15/03416, ECLI:NL:HR:2016:1030, heeft de Hoge Raad arrest gewezen waarbij het beroep in cassatie gegrond is verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag is vernietigd, en waarbij de zaak ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof).
2 Loop van het geding na verwijzing
Belanghebbende en de inspecteur zijn door de griffier van het Hof bij brieven van 10 juni 2016 in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het arrest in te dienen. Bij brief van 5 juli 2016 heeft belanghebbende van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De inspecteur heeft bij brief van 6 juli 2016 zijn reactie gegeven.
De beroepen zijn behandeld ter zitting van het Hof van 24 januari 2017.
3 Tussen partijen vaststaande feiten
In het op 3 juni 2016, nr. 15/03416, ECLI:NL:HR:2016:1030, door de Hoge Raad gewezen arrest (hierna: het verwijzingsarrest) zijn de feiten als volgt weergegeven:
Belanghebbende oefende in de jaren 2008 tot en met 2011 een loodgietersbedrijf uit. Zij had in die jaren vijf werknemers in dienst, onder wie haar directeur en (middellijk) enig aandeelhouder, [A] (hierna: de DGA).
Belanghebbende stelde gedurende deze jaren een Toyota Landcruiser 3.0 D-4D Van (hierna: de Toyota) ter beschikking aan de DGA.
Voor het Hof was in geschil of belanghebbende bij de bepaling van het belastbare loon van de DGA op grond van artikel 13bis, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met privégebruik een voordeel van 25 percent van de waarde van de Toyota in aanmerking had moeten nemen (hierna: bijtelling privégebruik auto).
Het Hof heeft geoordeeld dat de Toyota in de onderhavige jaren aan de DGA ter beschikking is gesteld. Niettemin was het Hof van oordeel dat voor een bijtelling privégebruik geen grond is. Daartoe heeft het Hof in aanmerking genomen dat aan de mogelijkheid om de auto ook voor privédoeleinden te gebruiken in sterke mate afbreuk werd gedaan door de inrichting van de Toyota, dat de sleutels van de auto na sluitingstijd in de sleutelkast van het bedrijf werden opgeborgen en dat de auto ’s avonds voor het bedrijf stond geparkeerd. Bij zijn oordeel heeft het Hof ook acht geslagen op de verklaring dat een ernstige ziekte het de DGA vrijwel onmogelijk maakte auto te rijden, en op de omstandigheid dat de DGA privé over een andere auto beschikte.