Home

Hoge Raad, 03-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1030, 15/03416

Hoge Raad, 03-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1030, 15/03416

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 juni 2016
Datum publicatie
3 juni 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:1030
Formele relaties
Zaaknummer
15/03416

Inhoudsindicatie

Artikel 13bis, lid 1, laatste volzin en lid 2 (tekst 2008) respectievelijk lid 4 (tekst 2009-2011), Wet LB 1964. Privégebruik ter beschikking gestelde auto. Hof heeft bij zijn oordeel dat voor bijtelling privégebruik auto geen grond is onvoldoende inzicht in zijn gedachtegang gegeven.

Uitspraak

3 juni 2016

nr. 15/03416

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 juni 2015, nrs. BK-14/01599 t/m BK-14/01602, op het hoger beroep van B.V. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 14/4499 en SGR 14/4502 t/m SGR 14/4504) betreffende de aan belanghebbende over de tijdvakken 2008, 2009, 2010 en 2011 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van het middel

2.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.

Belanghebbende oefende in de jaren 2008 tot en met 2011 een loodgietersbedrijf uit. Zij had in die jaren vijf werknemers in dienst, onder wie haar directeur en (middellijk) enig aandeelhouder, [A] (hierna: de DGA).

2.1.2.

Belanghebbende stelde gedurende deze jaren een Toyota Landcruiser 3.0 D-4D Van (hierna: de Toyota) ter beschikking aan de DGA.

2.2.1.

Voor het Hof was in geschil of belanghebbende bij de bepaling van het belastbare loon van de DGA op grond van artikel 13bis, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met privégebruik een voordeel van 25 percent van de waarde van de Toyota in aanmerking had moeten nemen (hierna: bijtelling privégebruik auto).

2.2.2.

Het Hof heeft geoordeeld dat de Toyota in de onderhavige jaren aan de DGA ter beschikking is gesteld. Niettemin was het Hof van oordeel dat voor een bijtelling privégebruik geen grond is. Daartoe heeft het Hof in aanmerking genomen dat aan de mogelijkheid om de auto ook voor privédoeleinden te gebruiken in sterke mate afbreuk werd gedaan door de inrichting van de Toyota, dat de sleutels van de auto na sluitingstijd in de sleutelkast van het bedrijf werden opgeborgen en dat de auto ’s avonds voor het bedrijf stond geparkeerd. Bij zijn oordeel heeft het Hof ook acht geslagen op de verklaring dat een ernstige ziekte het de DGA vrijwel onmogelijk maakte auto te rijden, en op de omstandigheid dat de DGA privé over een andere auto beschikte.

2.3.1.

Het middel komt met een motiveringsklacht op tegen het hiervoor in onderdeel 2.2.2 weergegeven oordeel van het Hof.

2.3.2.

Het middel slaagt. Op grond van artikel 13bis, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964 dient een bijtelling privégebruik auto te worden toegepast indien een auto ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld. Een auto wordt geacht voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.

Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk hoe de hiervoor in 2.2.2 weergegeven feiten en omstandigheden het Hof hebben gebracht tot het oordeel dat voor een bijtelling privégebruik auto geen grond is. Indien het Hof aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd dat de Toyota op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt, dan behoefde dit nadere motivering gelet op de betwisting door de Inspecteur en de uit voornoemd artikel 13b, lid 1, voortvloeiende verzwaarde bewijslast. Indien het Hof aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd dat alleen het privégebruik door de DGA zelf in dit verband van belang is, steunt ’s Hofs beslissing in zoverre op een onjuiste rechtsopvatting.

2.3.3.

Gelet op hetgeen in 2.3.2 is overwogen kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing