Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5126, 17/00264

Gerechtshof Amsterdam, 30-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5126, 17/00264

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 november 2017
Datum publicatie
20 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:5126
Formele relaties
Zaaknummer
17/00264
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:41

Inhoudsindicatie

De rechtbank heeft ten onrechte beslist dat de heffingsambtenaar € 45 (in plaats van € 334) aan griffierecht moet vergoeden. Het staat een belanghebbende vrij om in zo'n geval hoger beroep in te stellen. Belanghebbende is niet gehouden de rechtbank te verzoeken een evidente fout in een uitspraak door middel van een rectificatie (hersteluitspraak) te corrigeren. Geen aanleiding voor een integrale proceskostenvergoeding.

Uitspraak

Kenmerk 17/00264

30 november 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X B.V.] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J.M.C. Niederer),

en het incidenteel hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Ouder-Amstel, de heffingsambtenaar,

(J.M. van Heiningen),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 16/931 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is op 16 januari 2015 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van € 56,75 (bestaande uit € 0,85 aan parkeerbelasting verhoogd met een bedrag van € 55,90 aan kosten ter zake van het opleggen van die naheffingsaanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de hiervoor onder 1.1 gemelde naheffingsaanslag. Bij uitspraak op bezwaar, d.d. 26 januari 2016, is het bezwaar ongegrond verklaard en is de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen voormelde uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 16 mei 2017 heeft de rechtbank daarop als volgt beslist (in deze uitspraak wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 495,-.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 mei 2017. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft bij faxbericht van 7 juli 2017 van de gelegenheid gebruik gemaakt om schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren te brengen. Op 27 september 2017 zijn van belanghebbende nadere stukken ontvangen. Voormelde stukken zijn in afschrift aan de heffingsambtenaar verstrekt.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2017. Aldaar zijn verschenen Niederer en Van Heiningen voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Blijkens een van de zijde van belanghebbende overgelegde nota griffierecht d.d. 12 februari 2016 was zij voor het instellen van beroep bij de rechtbank € 334 aan griffierecht verschuldigd.

2.2.

Belanghebbendes gemachtigde heeft ter zitting van het Hof ter onderbouwing van de door hem gestelde proceskosten in hoger beroep een kostenoverzicht, voorzien van een declaratiespecificatie, overgelegd. Het kostenoverzicht concludeert tot een totaal aan kosten inclusief BTW van € 1.823,17.

3 Geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep

3.1.

Het hoger beroep is ingesteld omdat belanghebbende verdedigt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar € 45 aan griffierecht dient te vergoeden in plaats van € 334. Voorts verzoekt belanghebbende om integrale vergoeding van de in hoger beroep gemaakte proceskosten.

3.2.

In incidenteel hoger beroep neemt de heffingsambtenaar het standpunt in dat de procedure bij het Hof nodeloos wordt gevoerd omdat indien de rechtbank een vergissing heeft gemaakt ten aanzien van het griffierecht, belanghebbendes gemachtigde de rechtbank op die fout had kunnen wijzen en de rechtbank die fout had kunnen herstellen. Voorts meent de heffingsambtenaar dat geen aanleiding bestaat hem in de proceskosten te veroordelen.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen partijen daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het principaal hoger beroep

5 Beoordeling van het incidenteel hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing