Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3806, 17/00584

Gerechtshof Amsterdam, 18-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3806, 17/00584

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
18 oktober 2018
Datum publicatie
24 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:3806
Formele relaties
Zaaknummer
17/00584

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; bron van inkomen; met de als onderzoekschrijver verrichte activiteiten kon belanghebbende gelet op de gedurende reeks van jaren geleden verliezen redelijkerwijs geen voordeel verwachten.

Uitspraak

Kenmerk 17/00584

18 oktober 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[x] , te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 24 oktober 2017 in de zaak met kenmerk HAA 17/1315 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 met dagtekening 13 juli 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil (hierna: de Aanslag IB).

1.2.

Na tegen de Aanslag IB gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 24 januari 2017, de Aanslag IB gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. Bij uitspraak van 24 oktober 2017 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft op 4 december 2017 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank hetwelk nader is aangevuld bij schrijven van 30 januari 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 22 september 2018 nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2018. Belanghebbende is daar verschenen. Namens de inspecteur zijn verschenen, mr. C.A. Roep en K.H. Kippersluis. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

Feiten

1. Eiser houdt zich bezig met activiteiten die hij omschrijft als onderzoekschrijver op het terrein van Corporate Fraud (inclusief [naam bedrijf] ), het voeren van juridische procedures en voorgenomen publicaties.

2. Eiser heeft op 11 maart 2015 aangifte ib/pvv over 2013 gedaan naar een verzamelinkomen van € 0. In deze aangifte heeft eiser een bedrag van € 0 resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven en een bedrag van € 12.936 aftrekbare kosten.

3. In een brief van verweerder gericht aan eiser van 23 augustus 2012 staat onder meer de volgende passage opgenomen:

“(…)

Bij de beoordeling van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2013 zal beoordeeld worden of er gezien de op dat moment bekende resultaten nog sprake is van een bron van inkomen.

(…)”

4. In de jaren 2001 tot en met 2013 heeft eiser de volgende resultaten behaald:

jaar

opbrengst

kosten

resultaat

2001

0

0

0

2002

0

€ 6.687

-/- € 6.687

2003

0

€ 1.875

-/- € 1.875

2004

€ 3.054

€ 5.617

-/- € 2.563

2005

0

€ 2.400

-/- € 2.400

2006

0

€ 2.300

-/- € 2.300

2007

0

€ 2.550

-/- € 2.550

2008

0

€ 2.700

-/- € 2.700

2009

0

€ 11.725

-/- € 11.725

2010

0

€ 9.083

-/- € 9.083

2011

0

€ 15.827

-/- € 15.827

2012

0

€ 10.693

-/- € 10.693

2013

0

€ 12.936

-/- € 12.936

totaal

€ 3.054

€ 84.393

-/- € 81.339

5. Eiser heeft over de jaren 2014 en 2015 het volgende resultaat aangeven:

Jaar

opbrengst

kosten

resultaat

2014

0

€ 13.920

-/- € 13.920

2015

0

€ 12.940

-/- € 12.940”

2.2.

Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt daar het volgende aan toe.

2.3.

Bij het vaststellen van de Aanslag IB is de inspecteur afgeweken van belanghebbendes aangifte. Hij heeft de door belanghebbende geclaimde € 12.936 aan aftrekbare kosten (zie rechtbankuitspraak onder 2) niet geaccepteerd. Hij heeft geen verliesbeschikking als bedoeld in artikel 3.151, lid 1, Wet IB 2001 vastgesteld. Wel vermeldt het aanslagbiljet het nog te verrekenen verlies uit voorafgaande jaren (zijnde € 60.828).

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de activiteiten van belanghebbende kwalificeren als een bron van inkomen. Indien deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, is voorts in geschil of belanghebbende met succes een beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing