Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-11-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4044, 17/00387

Gerechtshof Amsterdam, 01-11-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4044, 17/00387

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 november 2018
Datum publicatie
23 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:4044
Formele relaties
Zaaknummer
17/00387

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; artikel 6:17 Wet IB 2001; aftrek genees- en heelkundige hulp

Uitspraak

Kenmerk 17/00387

1 november 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X], wonende te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 16/4818 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 12 mei 2016 voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting/premievolksverzekeringen (hierna: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.823, en daarbij € 104 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Na tegen de aanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 30 september 2016, de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 24 juli 2017 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.500;

- vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig; en

- gelast verweerder het griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 8 augustus 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Van de zijde van belanghebbende zijn op 13 november 2017, 28 november 2017, 9 augustus 2018 en 25 september 2018 nadere stukken ontvangen, en van de zijde van de inspecteur is op 27 december 2017 een nader stuk ontvangen.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2018. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en namens de inspecteur mrs. R.A. Wolffram en R.G.A. de Jong. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser, geboren in 1962, is gehuwd met [naam echtgenote] (hierna ook: de echtgenote), geboren in 1963. In het jaar 2013 behoorde tot het huishouden van eiser en zijn echtgenote een in 1995 geboren zoon.

2. Eiser heeft voor het jaar 2013 aangifte ib/pvv gedaan en verzocht om als volgt rekening te houden met specifieke zorgkosten:

- op 4 maart 2014 tot een totaalbedrag van € 1.957 en

- op 9 december 2014 tot een totaalbedrag van € 5.035, dat na verhoging met 40% en aftrek van de drempel van € 542 heeft geleid tot bedrag aan specifieke zorgkosten van in totaal € 5.207.

Dit bedrag is in de aangifte als volgt gespecificeerd:

Medicijnen

172

Hulpmiddelen

163

Dieetkosten

1.450

Genees- en heelkundige hulp

3.250

Totaal

5.035

Verhoging 40% van € 1.785

714

Totaal

5.749

Drempel

-542

Aftrek

5.207

3. Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag eiser bij brief van 11 februari 2016 nadere informatie, waaronder bewijsstukken, gevraagd over in de aangifte opgenomen:

- dieetkosten

van € 1.450

- uitgaven voor medicijnen

van € 172

- uitgave voor medische hulp

van € 3.250.

4. Bij brief van 10 maart 2016 heeft verweerder eiser informatie, waaronder bewijsstukken, gevraagd over onder meer de aangegeven uitgaven voor medische hulp van € 3.250 en uitgaven voor medicijnen van € 172.

5. Bij brief van 31 maart 2016 heeft verweerder eiser bericht dat hij van de in de aangifte opgenomen specifieke zorgkosten in aanmerking neemt de dieetkosten van € 1.700 en uitgaven voor medicijnen van € 172.

6. Op een bij het beroepschrift gevoegd overzicht zijn 28 data in 2013 vermeld waarop naar het ziekenhuis [naam ziekenhuis] is gereden met per datum de reden van het bezoek aan dit ziekenhuis. De afstand tussen de woning van eiser en het [naam ziekenhuis] is 32 kilometer.

Blijkens dit overzicht heeft eiser 16 keer een arts bezocht en/of een medische handeling ondergaan en is hij dagelijks bezocht gedurende drie opnames in het ziekenhuis.”

2.2.

Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en vult deze nog als volgt aan.

2.3.

Tot de gedingstukken behoort een opstelling van [naam therapeut] (fysiotherapie en manuele therapie) met daarop, onder meer, het aantal in 2013 uitgevoerde behandelingen (per datum vermeld) bij belanghebbende en de prijs per behandeling.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich in hoger beroep toe op de vraag of en zo ja in hoeverre belanghebbende een aftrek toekomt voor uitgaven voor specifieke zorgkosten (genees-en heelkundige hulp).

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing