Gerechtshof Amsterdam, 08-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:545, 16/00374
Gerechtshof Amsterdam, 08-02-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:545, 16/00374
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 8 februari 2018
- Datum publicatie
- 21 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:545
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2016:5874, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 16/00374
Inhoudsindicatie
Navordering ten onrechte toegekende iack op de voet van artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, AWR. Begrip ‘fout’ in de zin van deze bepaling. Vraag wat bij een behoorlijke taakuitoefening redelijkerwijs van een aanslagregelaar mag worden verwacht die een aangifte met een bepaalde uitworpreden ter beoordeling krijgt aangeleverd. Het Hof is van oordeel dat in beginsel niet van de aanslagregelaar mag worden verwacht dat deze de aangifte onderzoekt op aspecten die geen verband houden met de uitworpreden. Dat ligt echter anders bij een (nauw) met de uitworpreden verband houdende correctie, zoals in casu de correctie van de in de aangifte geclaimde iack. De uitworpreden hield immers in dat de aangegeven inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking dienden te worden gecorrigeerd tot inkomsten uit vroegere dienstbetrekking. Het verzuim de samenhangende iack-correctie aan te brengen is, naar moet worden aangenomen, het gevolg van een onjuist inzicht in de feiten en/of het recht van de betrokken aanslagregelaar. Hieraan doet niet af een gedraging of uitlating van een leidinggevende jegens de aanslagregelaar om de aangeleverde uitworpreden zo beperkt mogelijk te behandelen.
Uitspraak
kenmerk 16/00374
8 februari 2018
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 20 juli 2016 in de zaak met kenmerk HAA 15/1678 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 14 februari 2013 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor het jaar 2010 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.774, met toekenning van een algemene heffingskorting van € 1.723 en een inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack) van € 775 (hierna: de aanslag).
De inspecteur heeft met dagtekening 26 juli 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.774, met toekenning van een algemene heffingskorting van € 1.987 en zonder toekenning van een iack.
Na tegen de navorderingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur deze bij uitspraak op bezwaar van 9 maart 2015 gehandhaafd.
Na het door belanghebbende ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak:
- -
-
het beroep gegrond verklaard;
- -
-
de uitspraak op bezwaar vernietigd;
- -
-
de navorderingsaanslag vernietigd;
- -
-
bepaald dat de uitspraak van de rechtbank in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar, en
- -
-
de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 45 aan belanghebbende te vergoeden.
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 26 augustus 2016, aangevuld bij brief 21 september 2016. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 16 oktober 2017 heeft de inspecteur een nader stuk ingediend. Hiervan is een afschrift verstrekt aan belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2018. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de onderdelen 1 tot en met 8 van haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’).
“1. Eiseres is gehuwd met [Y] en woont met haar echtgenoot en drie kinderen te [Z] . Eiseres heeft sinds het jaar 2003 geen aangifte ib/pvv gedaan.
2. Eiseres ontving in 2010 van de gemeente [A] een bijstandsuitkering van € 6.774 waarop € 445 aan loonheffing is ingehouden.
3. In april 2012 heeft eiseres een brief van de Belastingdienst ontvangen over het terugvragen van inkomstenbelasting over 2010, omdat volgens gegevens van de Belastingdienst eiseres over dat jaar mogelijk recht zou hebben op een teruggaaf van € 167.
4. Op 2 augustus 2012 heeft eiseres op basis van de hiervoor genoemde brief haar aangifte ib/pvv over het jaar 2010 ingediend naar een verzamelinkomen van € 6.774. Eiseres heeft in de aangifte al haar inkomsten onder de rubriek 2 ‘Loon en ziektewetuitkeringen’ als inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking aangegeven. Tevens heeft eiseres bij onderdeel 33a van de aangifte aangegeven dat zij voldeed aan de voorwaarden voor heffingskortingen voor ouders door aankruising van het vakje voor ‘inkomensafhankelijke combinatiekorting’.
5. Verweerder heeft bij brief van 14 december 2012 aangekondigd dat is gebleken dat eiseres in haar aangifte ten onrechte een of meer bedragen heeft aangegeven in de rubriek ‘inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking’, en dat deze bedragen zullen worden verplaatst naar de rubriek ‘inkomsten uit vroegere dienstbetrekking’.
6. Met dagtekening 14 februari 2013 is de definitieve aanslag ib/pvv 2010 opgelegd. Bij de aanslagregeling zijn de ontvangen bedragen aan bijstandsuitkering en de daarop ingehouden loonheffing verplaatst van de rubriek tegenwoordige arbeid naar de rubriek vroegere arbeid/ontvangen uitkeringen. De aanslag resulteert in een teruggaaf van € 716 (inclusief bedrag van € 38 aan vergoede heffingsrente). Hierbij is aan eiseres een bedrag van € 775 aan inkomensafhankelijke combinatiekorting toegekend.
7. Verweerder heeft in zijn brief met dagtekening 3 juli 2014 aan eiseres geschreven dat de aanslag ib/pvv 2010 te laag is vastgesteld doordat daarbij ten onrechte een bedrag aan inkomensafhankelijke combinatiekorting in aanmerking is genomen. Als gevolg hiervan zal aan eiseres een navorderingsaanslag ib/pvv 2010 worden opgelegd. En verder onder meer:
“Het bedrag van de inkomensafhankelijke combinatiekorting dat u moet terugbetalen, staat op uw definitieve aanslag. Omdat wij deze fout hebben gemaakt, betaalt u geen boete en belastingrente.”
8. De aan eiseres met dagtekening 26 juli 2014 opgelegde navorderingsaanslag ib/pvv 2010 behelst een te betalen bedrag van € 511.”
Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan de volgende feiten toe.
In een op verzoek van de rechtbank door de inspecteur overgelegd stuk, gedagtekend 15 februari 2014, afkomstig van de ‘damage coördinator IMB aanslag IH’, gericht aan de ‘damage regisseur BCA’ en in kopie aan onder meer de ‘damage beslisser BCA’ en de ‘vervangend damage beslisser BCA’ (hierna: het damage memo), is onder meer het volgende vermeld:
“Omschrijving damageOp 10-02-2014 is DMP 2014-06 aangemaakt. Tijdens de gefaseerde opstart van massaal corrigeren stellige correctie H560 voor belastingjaar 2012 is geconstateerd dat in een deel van de opgelegde definitieve aanslagen ten onrechte een bedrag van € 1.024 aan Inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna IACK) is berekend. (…)Voorwaarden inkomensafhankelijke combinatiekortingU krijgt de inkomensafhankelijke combinatiekorting als u voldoet aan de volgende voorwaarden:(…)3) Uw inkomen uit werk (loon, winst of bijvoorbeeld freelance-inkomsten) is hoger dan€ 4.814 of u krijgt de zelfstandigenaftrek (of kunt deze krijgen).(…)De damage speelt zich af op voorwaarde 3.De voorwaarde 3 is uitgewerkt in bovenstaande rekentabellen [Hof: niet opgenomen]. Uit deze rekentabellen kan het volgende worden geconcludeerd:
a) Iemand die aan de voorwaarden voor IACK voldoet en (recht op) zelfstandigenaftrek heeft, heeft minimaal recht op € 1.024 IACK (…), dus ook als het arbeidsinkomen niet meer is dan € 4.814!. b) Iemand die aan de voorwaarden voor IACK voldoet en geen (recht op) zelfstandigenaftrek heeft en het arbeidsinkomen niet meer is dan € 4.814, heeft recht op € 0 IACK!
Voorkomen nieuwe damage definitieve aanslagen 2008 tot en met 2012.De foute aanslagen kunnen nog ontstaan vanaf belastingjaar 2008.(…)Analyse foutsituatiesAnalyse van de bevinding heeft duidelijk gemaakt dat deze fout zich al jaren heeft voorgedaan in de volgende 2 situaties:1. In de eerste plaats bij de zgn. “stellige correcties” vanaf belastingjaar 2011 geautomatiseerd via massaal corrigeren voor de uitworpreden H560 in ABS worden doorgevoerd. Deze uitworpreden H560 heeft betrekking op belastingplichtigen die in de aangifte ten onrechte loon uit vroegere dienstbetrekking bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking hebben aangegeven. Effect van deze onjuiste invulling is dat er ten onrechte (…) inkomensafhankelijke combinatiekorting (…) wordt berekend. Dit wordt middels de automatische correctie hersteld in de definitieve aanslag.Het bedrag aan inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt berekend aan de hand van het door ABS afgeleide “berekende arbeidsinkomen”, dit is het totaal van loon, winst vóór ondernemersaftrek en resultaat uit overige werkzaamheden. Door het verschuiven van het loon tegenwoordige dienstbetrekking naar vroegere dienstbetrekking, wordt het “berekende arbeidsinkomen” verlaagd (in veel gevallen tot nul). In het geval bij deze correcties in de aangifte ook de kruisrubriek “recht op IACK” is ingevuld, had deze rubriek ook automatisch moeten worden gecorrigeerd (verwijderd) in die situatie dat het berekende arbeidsinkomen na correctie niet meer is dan € 4.814, en er ook (geen recht) op zelfstandigenaftrek is.Deze automatische correctie is niet ontworpen binnen het Massaal Corrigeren proces en daarbij is dit probleem functioneel zeer lastig op te lossen binnen het huidige ontwerp.Medeoorzaak van de fout is dat in berekenen ABS geen onderscheid wordt gemaakt tussen de hiervoor onder letter a en b beschreven varianten. Uitgangspunt voor berekenen was dat de kruisrubriek “recht op IACK” nooit wordt aangeboden aan berekenen als niet aan voorwaarde 3 wordt voldaan. In de praktijk blijkt dit dus niet zo te zijn.Vanaf 2011 ontstaat deze fout dus bij automatische correcties via het proces “massaal corrigeren” voor de uitworpreden H560. Tot en met belastingjaar 2010 worden deze correcties “handmatig” aangebracht door aanslagregelaars. De medewerker moet als er ook sprake is van IACK de kruisrubriek “recht op IACK” verwijderen als het “arbeidsinkomen” door de looncorrectie lager wordt dan de ondergrens waarop recht bestaat op IACK. De query heeft aangetoond dat deze aanvullende correctie regelmatig ten onrechte niet is aangebracht.(…)Omvang damage
Belastingjaar Bedrag IACK per aanslag Aantal foutposten Belastingderving (maximaal) # (…) (…) (…) (…) 2010 € 775 2.256 € 1.748.400 (…).”
In een pleitnota van de inspecteur, bestemd voor de behandeling van de zaak ter zitting van het Hof van 18 oktober 2017 (de behandeling van de zaak is toen verdaagd in verband met het overlijden van de gemachtigde van belanghebbende), is onder meer het volgende vermeld:
“In een vergelijkbare zaak is op 7 maart 2017 uitspraak gedaan door Gerechtshof Arnhem. (…) Volgens het Hof blijkt uit het zogenaamde ‘damage memo’ dat de inspecteur in de gevallen waartoe ook belanghebbende behoort, altijd handmatig een correctie diende aan te brengen als geen recht (meer) zou bestaan op IACK.(…)In het kader van het lopende cassatieberoep (Hof Arnhem) is nader uitgezocht hoe het precies zit met de oorzaak van de fout op basis waarvan wordt nagevorderd. Uit navraag bij de makers van het programma is gebleken dat het nimmer de bedoeling is geweest dat het aangifteprogramma erin zou voorzien dat de IACK automatisch werd gecorrigeerd. Zoals ook blijkt uit het ‘damage memo’ diende de inspecteur de IACK handmatig aan te passen voor zover dat nodig zou zijn.(…)(…), voortschrijdend inzicht leidt ertoe dat ik moet concluderen dat van een programmeerfout (…) geen sprake is geweest.Zoals ik hiervoor al aanhaalde en wat Hof Arnhem ook schrijft in zijn eerdergenoemde uitspraak, blijkt uit het zogenaamde ‘damage memo’ dat de inspecteur in de gevallen waartoe de onderhavige casus behoort, altijd handmatig een correctie diende aan te brengen als geen recht (meer) zou bestaan op de IACK. En uit navraag bij de makers van het programma is eveneens gebleken dat het nimmer de bedoeling is geweest dat het programma hierin zou voorzien.”
Ter zitting van het Hof is door de inspecteur onder meer het volgende verklaard:
“Door mijn leidinggevende is mij verteld dat ik mij dien te beperken tot de uitworpreden. Er is geen tijd voor een ‘hobbyende’ inspecteur. (…)Op mijn beeldscherm wordt de volgende tekst vermeld bij uitworpreden H560: “Loon uit vroegere dienstbetrekking in verkeerde rubriek ingevuld of niet aangegeven. Door abs berekende arbeidskorting onjuist.”. Voor uitworpreden H560 waren verder geen specifieke instructies beschikbaar voor de aanslagregelaar.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals voor de rechtbank is voor het Hof in geschil of de inspecteur de bij de aanslag ten onrechte toegekende inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack) op de voet van artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) kan navorderen.