Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-04-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1989, 17/00184 en 18/00183

Gerechtshof Amsterdam, 12-04-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1989, 17/00184 en 18/00183

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
12 april 2019
Datum publicatie
19 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:1989
Formele relaties
Zaaknummer
17/00184 en 18/00183

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; specifieke zorgkosten; schending hoorrecht?

Uitspraak

Kenmerken 17/00184 en 18/00183

12 april 2019

uitspraak van derde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[naam] te [woonplaats] , belanghebbende,

gemachtigde: M. Collij, Werkcollectief Hoorn

tegen de uitspraak van 20 februari 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/4416 en de uitspraak van 1 maart 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/2755 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

Belastingjaar 2014 (17/00184)

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 26 maart 2016 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.237. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 28 juli 2016, de aanslag ib/pvv 2014 gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 20 februari 2017 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep van belanghebbende is bij het Hof ingekomen op 30 maart 2017 en aangevuld bij brief van 25 april 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Bij brief van 9 juni 2017 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft op 2 november 2017 een conclusie van repliek ingediend met nadere stukken waaronder een verklaring van belanghebbende.

De inspecteur heeft op 29 november 2017 een conclusie van dupliek ingediend.

1.7.

Bij brief van 8 januari 2018 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend.

Belastingjaar 2015 (18/00183)

1.8.

De inspecteur heeft met dagtekening 16 december 2016 aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag in de ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.223. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.9.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 26 april 2017, de aanslag ib/pvv 2015 gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.10.

Bij uitspraak van 1 maart 2018 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.11.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep van belanghebbende is bij het Hof ingekomen op 10 april 2018 en is aangevuld bij brief van 3 mei 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.12.

Bij brief van 16 januari 2019 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.

In beide zaken

1.13.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2019. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde, voornoemd. Namens de inspecteur zijn verschenen V.D.R.M. van Schijndel en mr. W. van Wendel de Joode.

1.14.

Gelijktijdig en met instemming van partijen zijn ter zitting behandeld de hoger beroepen van belanghebbende met procedurenummers 17/00184 en 18/00183. Al hetgeen in één van deze zaken is overgelegd of verklaard, wordt eveneens geacht te zijn overgelegd of verklaard in de gelijktijdig behandelde zaak.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

In de uitspraak van de rechtbank met nummer HAA 16/4416 (belastingjaar 2014) zijn de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende is in deze uitspraak aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en is ongehuwd. Zij heeft in 2014 een WAO-uitkering ten bedrage van € 17.484 ontvangen.

2. Eiseres heeft op 4 mei 2015 aangifte voor het jaar 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.366, opgebouwd uit € 17.484 belastbaar inkomen en een aftrek specifieke zorgkosten van € 3.118.

3. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag de aftrek kosten voor medicijnen alsmede de aftrek kleding en beddengoed niet verleend, waarmee de aftrek specifieke zorgkosten door verweerder werd beperkt tot € 2.247.

4. Tot de dossierstukken behoort een dieetbevestiging 2014, op 13 november 2015 getekend door de huisarts van eiseres, waarop door de gemachtigde van eiseres de volgende aantekening is aangebracht:

“Tevens veel huidproblematiek ivm oncologische behandelingen en eczeem.””

Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank heeft de gemachtigde van belanghebbende ingebracht, dat belanghebbende is geboren in [geboortejaar] . Voor het overige zijn door partijen geen bezwaren tegen de vastgestelde feiten aangevoerd. Het Hof zal dan ook van die feiten uitgaan met inachtneming van de correctie op het geboortejaar.

2.2.

Bij brief van 9 juni 2017 heeft belanghebbende een e-mailbericht van een apotheek overgelegd waarin deze met betrekking tot een zes-tal medicijnen verklaart voor welk bedrag en op welke datum deze door belanghebbende aldaar aan de balie zijn betaald.

2.3.

In de uitspraak van de rechtbank met nummer HAA 17/2755 (belastingjaar 2015) zijn de navolgende feiten vastgesteld. Ook in die uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’.

“1. Eiseres is geboren in het jaar [geboortejaar] . Zij is alleenstaand.

2. In haar aangifte ib/pvv voor het jaar 2015 heeft eiseres specifieke zorgkosten tot een bedrag van € 2.196 als persoonsgebonden aftrek in mindering gebracht op haar inkomen uit werk en woning. In dit bedrag zijn uitgaven begrepen tot € 1.817, te specificeren in uitgaven:

- voor hulpmiddelen € 16,

- voor vervoer € 398

- genees- en heelkundige hulp € 143

- voor dieet € 950

- voor extra kleding en beddengoed € 310.

3. Verweerder heeft eiseres bij brief van 25 juni 2016 verzocht bewijs te leveren van onder meer de extra kosten van dieet en kleding en beddengoed en daartoe formulieren bijgevoegd. Naar aanleiding van door de gemachtigde ingezonden informatie heeft verweerder de gemachtigde bij brieven van 11 oktober 2016 en 21 november 2016 meegedeeld dat het bewijs inzake de dieetkosten en kleding en beddengoed niet is geleverd en dat om die reden op deze onderdelen geen aftrek wordt aanvaard. Bij de vaststelling van de aanslag zijn de andere hiervoor vermelde uitgaven wel als specifieke zorgkosten in aanmerking genomen.

4. Bij zijn nadere stuk van 16 januari 2018 heeft de gemachtigde als bijlage meegestuurd een ten name van eiseres gestelde “Dieet bevestiging 2015”, gedagtekend 12 januari 2018 en ondertekend door [naam huisarts] , huisarts te [plaats] . Op dit formulier is ingevuld dat eiseres zich moet houden aan de diëten met de nummers 21 en 30.

Blijkens de tabel vaste aftrekbare bedragen (hierna: de tabel) hoort het dieet met nummer 21 bij het ziektebeeld metabole ziekten/aandoening ‘hypercholesterolemie’, en houdt het dieet in een verzadigd vetbeperkt dieet in combinatie met een fyto/plantenstereolen verrijkt dieet; in de tabel is de aftrek daarvoor € 100.

Blijkens de tabel hoort het dieet met nummer 30 bij het ziektebeeld ‘oncologie’ en houdt het in een energieverrijkt- in combinatie met een eiwitverrijkt dieet; in de tabel is de aftrek daarvoor € 850.”

Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank zijn door partijen geen bezwaren aangevoerd. Het Hof zal dan ook van die feiten uitgaan. Het Hof voegt naar nog het volgende aan toe.

2.4.

In zijn brief aan de rechtbank van 8 januari 2018 inzake het belastingjaar 2015 schrijft de gemachtigde van belanghebbende onder meer:

“Uw Rechtbank hoeft zich overigens niet uit te laten over het telefonisch horen. Voor zover dit al werd geacht in geschil te zijn, trek ik op dit punt mijn grieven in.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof voor beide belastingjaren de hoogte van de aftrek specifieke zorgkosten tussen partijen in geschil. Tevens is tussen partijen in geschil of de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing