Gerechtshof Amsterdam, 15-08-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2948, 18/00153
Gerechtshof Amsterdam, 15-08-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2948, 18/00153
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 15 augustus 2019
- Datum publicatie
- 28 augustus 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:2948
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:699
- Zaaknummer
- 18/00153
Inhoudsindicatie
Beroep op proceskostenvergoeding. Uitspraak op bezwaar is weliswaar summier, maar voldoet aan artikel 7:12, eerste lid van het Awb.
Verslag van de hoorzitting ontbreekt in het dossier. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende is geschaad in zijn procespositie wegens het niet overleggen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken door de heffingsambtenaar. Het Hof vindt in het niet nakomen van de heffingsambtenaar van zijn verplichtingen ingevolge artikel 8:42 van de Awb in beroep en in hoger beroep aanleiding hem in de kosten van die beide fasen te veroordelen.
Uitspraak
Kenmerk 18/00153
15 augustus 2019
uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: A. Oosters )
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/4742 van de rechtbank Noord-Holland in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Landsmeer, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] voor het kalenderjaar 2016 vastgesteld op € 261.000,-. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2016 bekendgemaakt.
Na daartegen gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 19 januari 2017, de vastgestelde waarde en de daarop gebaseerde aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 16 februari 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling toegekend.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingesteld hoger beroep is per fax bij het Hof ingekomen op 30 maart 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek en de heffingsambtenaar een conclusie van dupliek heeft genomen.
Partijen hebben het Hof toestemming gegeven tot het achterwege laten van het onderzoek ter zitting. Hierop heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft het volgende overwogen (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“ 1. Eiser is eigenaar van de woning, zijnde een (geschakelde) rijwoning met een vloeroppervlakte van 115 m2 en een perceeloppervlakte van 131 m2. De woning is voorzien van een berging en dakkapel en de woning is van bouwjaar 1983.”
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en vult de feiten als volgt aan.
2.2. In de uitspraak op bezwaar is onder meer het volgende opgenomen:
“Overweging
Eigen waardevoorstel
Voor de waardebepaling wordt gebruik gemaakt van verkoopcijfers van vergelijkbare
objecten. De waarde die u noemt is gelet op deze verkoopcijfers te laag en geeft niet
goed de waarde op de huidige waardepeildatum weer.
Vergelijkbare verkopen
Om uw woning te taxeren, hebben wij de verkoopcijfers van alle woningen binnen de
gemeente gebruikt. Naar aanleiding van uw bezwaar hebben wij de taxatiewaarde van
uw woning nogmaals vergeleken met al deze verkoopprijzen. Daarbij hebben we ook
opnieuw gekeken naar de drie woningen die op uw taxatieverslag staan vermeld.
De in het taxatieverslag vermelde vergelijkingsobjecten zijn niet identiek aan uw
woning. De verschillen in bijvoorbeeld perceelgrootte, ligging, bouwjaar, kwaliteit en
oppervlakte, zijn wel in de waardebepaling betrokken. De onderlinge
waardeverhouding tussen de vergelijkingsobjecten en uw woning is voldoende tot
uitdrukking gekomen.
Conclusie
Rekeninghoudend met de door u genoemde argumenten, is geconcludeerd dat de
WOZ-waarde van uw woning niet te hoog is vastgesteld. Uw argumenten kunnen niet
tot een andere conclusie leiden. Er zijn verder geen andere feiten of omstandigheden
gebleken die aanleiding geven om de waarde te verlagen. De waarde van uw woning
blijft daarom gehandhaafd.”
3 Geschil in hoger beroep
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht geen kostenveroordeling heeft toegekend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.