Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:87, 18/00337
Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:87, 18/00337
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 8 januari 2019
- Datum publicatie
- 22 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:87
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:507
- Zaaknummer
- 18/00337
Inhoudsindicatie
Belasting van personenauto’s en motorrijwielen; WOK-voertuig
Uitspraak
kenmerk 18/00337
8 januari 2019
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[naam] te [woonplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. T.B. Vriesema
tegen de uitspraak van 3 mei 2018 in de zaak met kenmerk HAA 16/5057 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 1 juni 2016 een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 5.064.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 26 september 2016 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Bij de uitspraak van 3 mei 2018 heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 13 juni 2018 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dit bij brief van 17 juli 2018 nader gemotiveerd. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2018. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde voornoemd. Namens de inspecteur zijn verschenen mrs. B.J. van Veen en H. de Ruijter. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’ – de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiser heeft in België een gebruikte personenauto, een BMW 5-serie Touring – 520d Executive (hierna: de auto), gekocht.
2. Eiser heeft de auto op 29 april 2016 geregistreerd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW). Bij de registratie is door de RDW geconstateerd dat de auto niet voldoet aan een drietal technische eisen, te weten ‘wielophanging ernstig vervormd’, ‘dragende carrosseriedelen zijn ernstig vervormd’ en ‘langsbalken van het chassis zijn ernstig vervormd’. In het rapport van de RDW is tevens opgenomen dat de auto een ‘buitenlandse status: wacht op keuren’ heeft. De RDW heeft de aanvraag aangehouden en eiser opgedragen de aangegeven tekortkomingen binnen acht weken te verhelpen en door de RDW te laten controleren. Hieraan heeft eiser geen gehoor gegeven.
3. Eiser heeft op 17 mei 2016 ter zake van de registratie in het kentekenregister van de auto op aangifte € 2.559 BPM voldaan.
4. Eiser heeft de aangifte gedaan met behulp van een taxatierapport van [naam taxateur] , opgemaakt op 25 april 2016. In het taxatierapport is als uitgangspunt de koerslijst AutoTelex Pro gebruikt. Deze koerslijst geeft een inkoopwaarde in onbeschadigde staat aan van € 43.776. De taxateur van eiser heeft de kosten voor het herstel van de schade aan het voertuig berekend op in totaal € 17.214. Hierop is een correctie conform de AutoTelex matrix toegepast van € 200. Het bedrag, (€ 17.214 -/- € 200 =) € 17.014, heeft eiser afgetrokken voor de vaststelling van de inkoopwaarde (€ 43.776) van de auto in beschadigde staat op € 26.762.
5. Op 19 mei 2016 heeft verweerder een e-mail aan eiser gestuurd. In de e-mail is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“U heeft een aangifte BPM ingediend voor voormeld voertuig.
Blijkens gegevens van de RDW handelt het zich hier om een voertuig met ESSENTIëLE GEBREKEN.
Krachtens artikel 8 lid 3 van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 kan geen vermindering plaatsvinden vooraleer deze gebreken zijn hersteld.
Ik heb betreffend artikel onderstaand bijgevoegd.
In concreto houdt onderstaand in dat u de gebreken kunt laten herstellen totdat de WOK status er af is.
Daarna kunt u een nieuwe taxatie laten opmaken en een correcte aangifte BPM indienen.
Deze zal daarna in behandeling worden genomen.”
6. Met dagtekening 1 juni 2016 heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd. Verweerder heeft de verschuldigde BPM berekend op € 7.623 waarbij hij is uitgegaan van de inkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 43.776, zonder vermindering. Omdat reeds € 2.559 op aangifte is voldaan door eiser, heeft verweerder een naheffingsaanslag opgelegd van (€ 7.623 -/- € 2.559 =) € 5.064.
7. De verschuldigde belasting is op 10 juni 2016 bijgeschreven op de rekening van de Belastingdienst. Vervolgens is aan de RDW, op 14 juni 2016, een zogenoemd fiscaal akkoord afgegeven, waarna de RDW op 9 augustus 2016 het kenteken op eisers naam heeft gezet.
8. Eiser heeft op 5 juli 2016 tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daaraan de volgende feiten toe.
Belanghebbende heeft BPM op zoals vermeld in zijn aangifte voldaan op 2 juni 2016 voldaan, zijnde de dag na de ontvangst van het betaalbericht.
Belanghebbende heeft per abuis € 40 te veel op zijn aangifte voldaan (€ 2.599 in plaats van € 2.559). Dit heeft geleid tot een terugbetaling door de ontvanger van € 40.
De inspecteur is bij de vaststelling van de onderhavige naheffingsaanslag uitgegaan van de waarde in nieuwstaat (zonder daarop enige vermindering toe te passen).
Ook in België, waar de auto eerst was geregistreerd, was aan de auto een WOK-status toegekend. De RDW vermeldt in dat kader: ‘Buitenlandse status: wacht op keuren’.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de naheffingsaanslag BPM terecht is opgelegd.