Gerechtshof Amsterdam, 24-03-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1076, 18/00539
Gerechtshof Amsterdam, 24-03-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1076, 18/00539
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 maart 2020
- Datum publicatie
- 15 april 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1076
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:303
- Zaaknummer
- 18/00539
Inhoudsindicatie
WOZ. Het Hof neemt de gronden van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne; de heffingsambtenaar heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
Uitspraak
kenmerk 18/00539
24 maart 2020
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 2 augustus 2018 in de zaak met kenmerk AMS 17/5755 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z], de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering
onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) met dagtekening 31 maart 2017 de waarde van de onroerende zaak [A-straat] [1-3] te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 174.000.
De heffingsambtenaar heeft het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar bij uitspraak, gedagtekend 18 augustus 2017, niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 2 augustus 2018 als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- verklaart het bezwaar ongegrond;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 46,- aan [X] te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 14 september 2018, aangevuld bij brief van 13 november 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 6 februari 2020 een nader stuk ingediend en daarbij verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling. Het uitstelverzoek is door het Hof afgewezen. Belanghebbende heeft voorts nadere stukken ingediend met dagtekening 14 februari 2020, 17 februari 2020 en 24 februari 2020.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2020. Verschenen zijn belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, mr. H. Oderkerk. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak naast een procesverloop alleen feiten vermeld in onderdeel 2 onder het kopje “Wat is de aanleiding van de procedure?”. Het Hof volstaat met vermelding van het citaat van die feiten zoals hierna onder 4 opgenomen.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2016.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.