Gerechtshof Amsterdam, 30-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1240, 18/00660
Gerechtshof Amsterdam, 30-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1240, 18/00660
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 april 2020
- Datum publicatie
- 20 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1240
- Zaaknummer
- 18/00660
Inhoudsindicatie
Wet IB 2001; weekenduitgaven (als bedoeld in art. 6.25 lid 1 Wet IB 2001)? Geen proceskostenvergoeding nu de noodzaak voor het instellen het hoger beroep uitsluitend is voortgevloeid uit de handelwijze van belanghebbende (vgl. HR 12 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX0985).
Uitspraak
kenmerk 18/00660
30 april 2020
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: J.A. Klaver,
tegen de uitspraak van 8 oktober 2018 in de zaak met kenmerk HAA 18/1017 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 24 februari 2017 aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: de aanslag), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.113. Bij gelijktijdig genomen beschikking is belastingrente ten bedrage van € 54 in rekening gebracht.
De inspecteur heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 29 januari 2018 de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 8 oktober 2018 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 22 november 2018 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2020. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde voornoemd. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. R.G.A. de Jong en V.D.R.M. van Schijndel.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 2. Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld.
“1. Eiser heeft op 27 maart 2016 aangifte IB/PVV 2015 gedaan naar een verzamelinkomen van € 44.084. Dit bedrag is opgebouwd uit inkomsten uit werk en woning van € 48.113 en persoonsgebonden aftrek van € 4.029.
2. Met dagtekening 24 februari 2017 is de onderhavige definitieve aanslag opgelegd. Verweerder is daarbij afgeweken van de ingediende aangifte; de persoonsgebonden aftrek is volledig gecorrigeerd.”
Nu partijen tegen deze feiten geen bezwaren hebben aangevoerd, zal ook het Hof van deze feiten uitgaan. Het Hof vult de feiten als volgt aan.
Voor de rechtbank heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat hij recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten die hij als volgt heeft gespecificeerd:
“Reiskosten [a b c] € 1.082,00
Behandelkosten [a] € 1.514,00
Behandelkosten [a] € 1.337,00
Extra kleding, bewassing, beddengoed ivm
huidproblemen/acne vrouw; gebruik zalf/crème € 310,00
Tandarts € 63,00
Medicijnkosten € 11,00
Diverse reiskosten [Z] en omgeving € 25,00
€ 4.342,00
Drempel € 3.426,00
€ 916,00”
Van deze kosten zijn de behandelkosten [a] , de kosten van extra kleding, bewassing en beddengoed en de diverse reiskosten [Z] , niet door de inspecteur geaccepteerd.
Belanghebbende heeft in hoger beroep de verzekeringsvoorwaarden uit 2015 van zijn zorgverzekeraar ‘ [naam zorgverzekeraar] ’ overgelegd. Hierin staat dat de verzekerde slechts recht heeft op vergoeding van de eerste, tweede en derde IVF-poging indien daaropvolgend geen sprake is van een doorgaande zwangerschap of niet aan de gestelde leeftijdgrens is voldaan (hierna: verzekeringsvoorwaarden).
Belanghebbende heeft in hoger beroep een rekeningafschrift van ABN-AMRO overgelegd van 31 augustus 2015 met daarin een overboeking op 30 augustus 2015 van € 2.850,37 aan stichting bpm zorg (hierna: bankafschrift).
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of de aanslag op het juiste bedrag is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek wegens kosten van een IVF behandeling, op aftrek wegens uitgaven voor extra kleding en beddengoed, en op aftrek wegens weekenduitgaven voor gehandicapten dan wel recht heeft op aftrek reiskosten ziekenbezoek. Belanghebbende doet geen beroep meer op aftrek van ‘Diverse reiskosten [Z] en omgeving’.