Gerechtshof Amsterdam, 30-07-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2176, 19 001358 en 19 001365
Gerechtshof Amsterdam, 30-07-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2176, 19 001358 en 19 001365
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 juli 2020
- Datum publicatie
- 26 augustus 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:2176
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1532
- Zaaknummer
- 19 001358 en 19 001365
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. De in beroepsfase overgelegde stukken vormen geen 'op de zaak betrekking hebbende stukken' in de zin van 7:4 lid 2 Awb.
Heffingsambtenaar heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast om aannemelijk te maken dat aan belanghebbende voldoende kenbaar is gemaakt dat op de geparkeerde locatie parkeerbelasting verschuldigd was.
Uitspraak
Kenmerken 19/01358 en 19/01365
30 juli 2020
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [plaats] belanghebbende,
(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach)
tegen de uitspraak van 8 augustus 2019 in de zaak met kenmerken AMS 18/7636 en AMS 18/7637 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 31 juli 2018 en aanslagnummer [naheffingsaanslag 1] is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 51,40.
Met dagtekening 2 augustus 2018 en aanslagnummer [naheffignsaanslag 2] is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 51,40.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar van 28 november 2018 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. In haar uitspraak
van 8 augustus 2019 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is per faxbericht bij het Hof ingekomen op 12 september 2019. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hen door het Hof op de voet van artikel 8:57 lid 1 Awb geboden gelegenheid te verklaren dat zij op een zitting willen worden gehoord. Hierop heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Aan belanghebbende is de naheffingsaanslag parkeerbelasting met het nummer [naheffingsaanslag 1] opgelegd omdat bij een controle op 25 juli 2018 om 9.22 uur is geconstateerd dat de auto van belanghebbende met het kenteken [kenteken] ter hoogte van [adres 1] stilstond op een plaats die is aangewezen voor betaald parkeren (hierna: de parkeerplaats) en hiervoor geen parkeerbelasting was voldaan.
Aan belanghebbende is de naheffingsaanslag parkeerbelasting met het nummer [naheffignsaanslag 2] opgelegd omdat bij een controle op 28 juli 2018 om 11.15 uur is geconstateerd dat de auto van belanghebbende met het kenteken [kenteken] ter hoogte van [adres 1] stilstond op een plaats die is aangewezen voor betaald parkeren (hierna: de parkeerplaats) en hiervoor geen parkeerbelasting was voldaan.
In de namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften is onder meer het volgende te lezen:
“Vooralsnog beperkt het verweer zich tot een algemene ontkenning van de het belastbare feit alsmede een algemene ontkenning van de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen en een algemene ontkenning van de bevoegdheid van de functionaris die de aanslag
heeft opgelegd. Voorts wordt de juistheid van de kostenraming betwist, alsmede de aanwezigheid van voldoende oplaad- en verkooppunten. Voor het formuleren van de nadere gronden verzoek ik u om eerst wat nadere informatie te verstrekken. Ik verzoek u - onder verwijzing naar art. 7:4 van de Awb - alle op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen, waaronder mede wordt begrepen:
- documentatie waaruit blijk dat de ambtenaar die de naheffingsaanslag heeft opgelegd daartoe ook bevoegd was;
- het aanwijzingsbesluit van de ambtenaar bedoeld in art. artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdelen b en c, van de Gemeentewet;
- documentatie waaruit blijkt dat het de belastingplichtige voldoende duidelijk behoorde te zijn dat parkeerbelasting verschuldigd was (foto’s van de bebording ter plaatse);
- documentatie waaruit blijkt dat de straat waarin het voertuig van cliënt zou zijn
geparkeerd bij aanwijzingsbesluit is vastgesteld;
- documentatie waaruit blijkt dat het hiervoor vernielde (vigerende) aanwijzingsbesluit op juiste wijze is gepubliceerd en door welk bestuursorgaan (raad of college);
- documentatie waaruit blijkt dat de hiervoor vermelde (vigerende) belastingverordening juist is gepubliceerd. (graag eveneens de hyperlink vernielden van de op internet raadpleegbare informatie, niet zijnde een algemene hyperlink als wetaen.overheid.nl);
- documentatie waaruit blijkt dat de gemeentelijke kosten voldoen aan art. 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen (een deugdelijke Ramingstabel);
- documentatie waaruit blijkt dat voldoende lokale oplaad- en verkooppunten beschikbaar zijn (als bedoeld in art. la lid 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen);
- een foto het vermeende belastbare feit voor zover aanwezig.”
Bij brief van 7 november 2018 geeft de heffingsambtenaar de gemachtigde van belanghebbende informatie over de naheffingsaanslagen die de gemeente Amsterdam oplegt.
In die brief is onder meer het volgende te lezen:
“De wetgever heeft geen aparte regeling getroffen voor de bebording die op grond van de
Gemeentewet wordt geplaatst. Het is aan de gemeenten zelf overgelaten op welke wijze zij de
parkeerbelastingplicht aanduiden. Wilt u meer weten over de bebording ter plaatse dan kunt u de betreffende locatie bezoeken of via internet de locatie bekijken. Meer informatie over het aantal en de locatie van de parkeerautomaten in de omgeving waar uw cliënten parkeerden vindt u terug onder parkeertarieven op www.amsterdam.nl/parkeer-verkeer u kunt daar zoeken op straatnaam en huisnummer en daarbij de parkeerautomaten aanvinken.”
In het kader van de bezwaarfase heeft op verzoek van de gemachtigde van belanghebbende een telefonisch hoorgesprek plaatsgevonden op 22 november 2018. Hiervan is een verslag opgemaakt. Dat verslag vermeldt onder andere het volgende:
“Toelichting cliënt: echt geen enkele parkeerautomaat in de ruime omgeving te vinden.
Hij heeft de gps coördinaten toegevoegd en afbeelding van streetvieuw. Een beroep kenbaarheidsvereiste. De heffingsambtenaar heeft de plicht om met borden bekend te maken en voldoende mogelijkheden om aan die plicht te voldoen. Heeft daarvan afschriften overlegd.
Verzoek:
Parkeerautomaten met een link via google maps duidelijk te maken. Via de browser copy/pasten.”
In de nabije omgeving van de parkeerplaats zijn twee E7-verkeersborden die zien op gelegenheid voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen (hierna: de verkeersborden), geplaatst. De parkeerplaats waar de naheffingsaanslag [naheffingsaanslag 1] op ziet is gelegen rechts van het tweede verkeersbord. De parkeerplaats waar de naheffingsaanslag [naheffignsaanslag 2] op ziet is gelegen tussen de verkeersborden in.
Op de onderborden van de in 2.5 genoemde verkeersborden staat het volgende vermeld:
“07.30-09.30 uur
16.30-18.30 uur
t.b.v. halen en brengen kinderdagverblijf”
Voorts zijn de onderborden voorzien van pijlen waarmee wordt aangegeven dat de verkeersborden uitsluitend van toepassing zijn indien het voertuig tussen de twee verkeersborden staat geparkeerd.
De heffingsambtenaar heeft in de beroepsfase bij zijn verweerschrift een bijlage 7 gehecht ter verduidelijking van de situatie ter plaatse. Het betreft een uitdraai van de Amsterdam City Data (hierna: de Uitdraai).
De Uitdraai kent als situatiedatum 5 juni 2018 (zie pagina 1, rechts onderaan) en bevat allereerst een foto van een parkeerautomaat gelegen aan een weg, te weten [adres 2] [nummer] . Verder bevat de Uitdraai een foto van bebording gelegen aan een weg, te weten [adres 3] . Voorts bevat de Uitdraai twee plattegronden, te weten een uitgezoomde versie (zie pagina 1) en een ingezoomde versie (zie pagina’s 3 en 4). Op de ingezoomde versies is een rood blokje met kruisje zichtbaar. Dit rode blokje is de locatie [adres 1] . Verder zijn op de ingezoomde versie van de plattegrond acht blauwe blokjes zichtbaar, welke zijn gelegen in de directe nabijheid van het rode blokje (dat wil zeggen er boven gelegen in de vorm van een halve cirkel). Deze blauwe blokjes zijn aangeduid als de betaalpunten.
Ten tijde van het stilstaan van de auto van belanghebbende op de parkeerplaats was een parkeerautomaat aanwezig aan de [adres 2] ter hoogte van nummer [nummer] te Amsterdam.
Tot de gedingstukken behoort voorts het stuk ‘Afstanden parkeerautomaat, locatie en bebording’ (bijlage 8 van het verweerschrift in eerste aanleg), waarop te zien is dat volgens Google Maps op 1 minuut loopafstand (88 meter) van de parkeerplaats bebording staat en op 3 minuten loopafstand (240 meter) van de parkeerplaats een parkeerautomaat staat .
3 Geschil in hoger beroep
Allereerst ligt voor de vraag of de heffingsambtenaar in de bezwaarfase het inzagerecht zoals neergelegd in artikel 7:4, lid 2, van de Awb heeft geschonden.
Voorts is in geschil of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht aan belanghebbende is opgelegd. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of met het stilstaan van de auto van belanghebbende op de parkeerplaats sprake is van het belastbaar feit ‘parkeren’. En zo ja, of het voor belanghebbende voldoende kenbaar was dat voor het parkeren ter plaatse parkeerbelasting verschuldigd was (het kenbaarheidsvereiste).
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.