Hoge Raad, 15-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1532, 20/03320
Hoge Raad, 15-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1532, 20/03320
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2021
- Datum publicatie
- 15 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1532
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2020:2176
- Zaaknummer
- 20/03320
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/03320
Datum 15 oktober 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 juli 2020, nr. 19/01358 en 19/013651, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 18/7636 en AMS 18/7637) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2.Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.