Home

Gerechtshof Amsterdam, 26-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2990, 19/00821 en 19/00822

Gerechtshof Amsterdam, 26-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2990, 19/00821 en 19/00822

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
26 augustus 2020
Datum publicatie
11 november 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:2990
Zaaknummer
19/00821 en 19/00822

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Het correctiebeleid moet niet zo worden uitgelegd dat het ertoe leidt dat correctie van de aangifte bij de uitspraak op bezwaar volledig moet worden teruggenomen in een geval als het onderhavige waarin het in het beleid (onderdeel 2, punt 3) genoemde bedrag van € 500 na bezwaar alleen daarom niet wordt overschreden omdat in de bezwaarfase meer, nieuwe of andere kosten dan in de aangifte worden geclaimd en in aftrek worden toegelaten.

Uitspraak

Kenmerken 19/00821 en 19/00822

26 augustus 2020

vierde meervoudige belastingkamer

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

(gemachtigde: M. Collij)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerken HAA 18/3800 en 18/3801 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2020.

Aldaar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [A] en [B] namens de inspecteur.

Het Hof:

-

vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover die ziet op de navorderingsaanslag over het jaar 2014;

-

verklaart het beroep in zoverre gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar betreffende de navorderingsaanslag 2014;

-

vernietigt de navorderingsaanslag 2014;

-

bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover het beroep inzake de aanslag over 2015 ongegrond is verklaard;

-

veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende (voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep) ten bedrage van € 2.100; en

-

gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 46 (beroep bij de rechtbank) en € 128 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 174 te vergoeden.

Gronden

1. Het Hof verwerpt het betoog van belanghebbende dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd op de gronden weergegeven onder 5.1. van de aangehechte (en aan partijen bekende) geanonimiseerde uitspraak van het Hof van 28 mei 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1408). Hetgeen van de zijde van belanghebbende in hoger beroep is aangevoerd geeft geen aanleiding tot een ander oordeel.

2. Belanghebbende heeft zich onder meer beroepen op het ‘correctiebeleid’ weergegeven onder 2.3. in de onder 1. gemelde uitspraak van 28 mei 2020.

3. De navorderingsaanslag blijft beneden de bedragen waarbij volgens het correctiebeleid geen navordering plaatsvindt. Dit brengt – zoals de inspecteur ter zitting van het Hof ook heeft verklaard – mee dat de navorderingsaanslag moet worden vernietigd.

4. Met de inspecteur is het Hof van oordeel dat het correctiebeleid niet zo moet worden uitgelegd dat het ertoe leidt dat correctie van de aangifte bij de uitspraak op bezwaar volledig moet worden teruggenomen in een geval als het onderhavige waarin het in het beleid (onderdeel 2, punt 3) genoemde bedrag van € 500 na bezwaar alleen daarom niet wordt overschreden omdat in de bezwaarfase meer, nieuwe of andere kosten dan in de aangifte worden geclaimd en in aftrek worden toegelaten.

5. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel en de vraag of de inspecteur de door belanghebbende geclaimde aftrek in verband met yogalessen terecht heeft gecorrigeerd, in haar overwegingen 19 en 20 op goede gronden verworpen respectievelijk ontkennend beantwoord. Het Hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.

6. Voor de bezwaarfase is door de inspecteur al een kostenvergoeding toegekend. Belanghebbende heeft nog recht op een kostenvergoeding in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep. Het Hof vindt geen aanleiding voor de factor gewicht een hogere factor dan 1 te hanteren. Het Hof stelt die kosten op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet dan ook vast op 2 x € 525 (kosten beroep: beroepschrift en zitting) + 2 x € 525 (kosten hoger beroep: hoger beroepschrift en zitting) met een wegingsfactor 1 = € 2.100.

De mondelinge uitspraak is gedaan op 26 augustus 2020 door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter van de belastingkamer, C.J. Hummel en J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier.

De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Toelichting rechtsmiddelverwijzing

Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.

Digitaal procederen

Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.

Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.

Per post procederen

Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.