Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3545, 18/00480

Gerechtshof Amsterdam, 11-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3545, 18/00480

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 augustus 2020
Datum publicatie
30 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3545
Formele relaties
Zaaknummer
18/00480

Inhoudsindicatie

OB. Is omzetbelasting verschuldigd uit de (bruto)bedragen aan commissie die een veilinghouder heeft ingehouden?

Uitspraak

kenmerk 18/00480

11 augustus 2020

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV, gevestigd te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 12 juli 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/1436 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 28 december 2015 over het

tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 19.615, alsmede een boete van € 1.961. Daarbij is € 3.055 aan rente berekend.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op

bezwaar, gedagtekend 3 februari 2017, de naheffingsaanslag en boete gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 12 juli 2018 als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar, doch enkel voor wat betreft de boetebeschikking;

- vermindert de boetebeschikking tot € 1.764;

- verklaart zich, voor zover het beroep betrekking heeft op het verzoek om toepassing van de hardheidsclausule, onbevoegd.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 23 augustus 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof vindt aanleiding de feiten zelf vast te stellen.

2.1.

Belanghebbende exploiteert sinds 2009 een veilinghuis. Geveild worden huisraad, kunst, antiek en dergelijke goederen. Nagenoeg alle verkopers zijn particulieren. Kopers kopen de goederen tegen de ‘hamerprijs’.

2.2.

Bovenop de hamerprijs betaalt de koper een bedrag aan belanghebbende onder de noemer ‘opgeld’ of ‘buyers premium’. Belanghebbende houdt daarnaast bij het uitbetalen van de hamerprijs aan de verkoper een bedrag in onder de noemer ‘commissie’.

2.3.

Belanghebbende heeft omzetbelasting op aangifte voldaan uit het door haar ontvangen brutobedrag aan opgeld, maar niet over de hamerprijs noch over de ingehouden/ontvangen commissies.

2.4.

De adviseur van belanghebbende heeft een bedrag aan omzetbelasting over de ingehouden commissies als balansschuld opgenomen in de jaarrekening over het jaar 2010 van belanghebbende. De nageheven belasting is gelijk aan het bedrag van deze balansschuld.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of belanghebbende omzetbelasting is verschuldigd uit de (bruto)bedragen aan commissie die zij heeft ingehouden. Als dit het geval is, dan is niet in geschil dat de naheffingsaanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. Verder is de boete in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing