Gerechtshof Amsterdam, 29-09-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3788, 20/00076
Gerechtshof Amsterdam, 29-09-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3788, 20/00076
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 29 september 2020
- Datum publicatie
- 24 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:3788
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:329
- Zaaknummer
- 20/00076
Inhoudsindicatie
Beroep tegen afgewezen aanvraag om uitvoervergunning. Naar 's Hofs oordeel is sprake van een vergunningplichtig product op de voet van artikel 11, lid 1, van het Besluit strategische goederen en heeft de Minister de aangevraagde vergunning terecht geweigerd. Hoger beroep gegrond.
Uitspraak
kenmerk 20/00076
29 september 2020
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister,
alsmede op het incidenteel hoger beroep van
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,
gemachtigde mr. J.A. Biermasz,
tegen de uitspraak van 17 december 2019 in de zaak met kenmerk HAA 17/5299 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de Minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Minister heeft bij besluit van 22 december 2016 de aanvraag van belanghebbende voor een vergunning van de uitvoer van een ‘ [product] ’ ( [*-product] ) afgewezen.
De Minister heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak van 19 oktober 2017 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft
in haar uitspraak van 17 december 2019 als volgt beslist (belanghebbende en de Minister worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’).
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van de uitvoervergunning zal beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.532;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door de Minister ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 27 januari 2020 en is aangevuld bij brief van 24 februari 2020.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De Minister heeft zijn zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht bij brief van 3 juni 2020.
Belanghebbende heeft bij brief van 28 augustus 2020 gereageerd op het beroep van de
Minister op artikel 8:29 Awb. De behandeling van het hoger beroep is in verband met het beroep van de Minister op artikel 8:29 Awb doorverwezen naar de achtste enkelvoudige belastingkamer (hierna: de geheimhoudingskamer). De geheimhoudingskamer heeft op 8 september 2020 op het 8:29-beroep van de Minister beslist (zie ECLI:NL:GHAMS:2020:2482).
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend met dagtekening 3 september 2020 en met dagtekening 14 september 2020. De Minister heeft met dagtekening 4 september 2020 een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2020. Van het
verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.
“1. Verweerder heeft eiseres bij brief van 26 augustus 2016 geïnformeerd dat eiseres met ingang van 26 augustus 2016 voor de uitvoer van goederen genoemd in posten ML5 en ML14 van de Gemeenschappelijke EU lijst van militaire goederen, te allen tijde over een uitvoervergunning dient te beschikken.
2. Eiseres heeft op 14 november 2016 een aanvraag ingediend voor een vergunning voor de uitvoer van één stuks [product] ( [*-product] ), hierna: het product.
Voor zover van belang heeft eiseres in de aanvraag vermeld:
“Gegevens eindgebruiker: [eindgebruiker 1] ( [eindgebruiker 1] ) of [eindgebruiker 2] ( [eindgebruiker 2] )Omschrijving goederen: Tot maximaal 15 stuks [product]
( [*-product] ) als voertuig gebonden gunshot localosatie systeemNaam product: [naam 1][naam 1]Omschrijving van het eind gebruik: De [eindgebruiker 1] gaat initieel 1 stuks
[*-product] kopen en testen om vervolgens tot maximaal 15 stuks aan te schaffen. Het systeem zal enkel intern [land] gebruikt gaan worden ter ondersteuning van beveiligingsopdrachten door doelopsporing van mogelijke dreigingen."
3. Met de aanduiding “ [* 1] ” in de beschrijving van het product onderscheidt het zich van de [product] , doordat het product ook omvat een zogenoemde vehicle mount, een ombouw en een geluidkap.
4. Bij de aanvraag genoemd onder 2 heeft eiseres een End-use Certificate / End-User Statement overgelegd van [LTD] LTD (de geadresseerde), waarin wordt verklaard dat het product alleen in [land] zal worden gebruikt en wel door [eindgebruiker 1] ( [eindgebruiker 1] ), [eindgebruiker 3] of [eindgebruiker 2] ( [eindgebruiker 2] ).
5. In de negatieve beslissing vergunningaanvraag uitvoer van 22 december 2016 (het primaire besluit) staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“De in het geding zijnde goederen komen voor op de Gemeenschappelijk EU-lijst van militaire goederen. Voor de uitvoer van deze goederen is op basis van artikel 11, eerste lid, van het Besluit Strategische goederen een vergunning nodig.
De aanvraag van [belanghebbende] heeft betrekking op een beoogde uitvoer van een [J] voor het detecteren en lokaliseren van geweervuur naar [land] . (…)
In verschillende deelstaten van [land] spelen interne conflicten. (…)
De [eindgebruiker 1] is als commando groep georganiseerd en beschikt over specialistische offensieve capaciteiten. De kans is dan ook aanwezig dat zij betrokken is bij bovengenoemde conflicten. Gezien de aard van het onderhavige goed (een [J] voor het detecteren en lokaliseren van geweervuur) en de eindgebruiker ( [eindgebruiker 1] ) valt niet uit te sluiten dat het goed zal bijdragen aan een verslechtering van interne conflicten of het grensconflict tussen [land] en [buurland] in de [Y] regio. De aanvraag is derhalve afgewezen op grond van een negatieve uitkomst van de toetsing op het 3e criterium (interne conflicten) en het 4e criterium (regionale stabiliteit) van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (LJN GS2008/944/GBVB).
Ik ben mij er van bewust dat deze afwijzing voor aanvrager economisch en financieel nadelige gevolgen kan hebben. Deze wegen echter niet op tegen het belang dat Nederland zich houdt aan de volkenrechtelijke verplichtingen aangegaan in het belang van de internationale vrede en veiligheid”
6. Eiseres heeft op 10 januari 2017, ontvangen door verweerder op 11 januari 2017, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de vergunningaanvraag.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep primair in geschil of sprake is van een vergunningplicht. Meer specifiek is in geschil of het product een “militair goed” is in de zin van de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.
Indien sprake is van een vergunningplicht is tussen partijen in geschil of de Minister de gevraagde vergunning terecht heeft geweigerd.
Indien geen sprake is van een vergunningplicht of indien wel sprake is van een vergunningplicht, maar de vergunning ten onrechte is geweigerd, is tussen partijen in incidenteel hoger beroep in geschil of belanghebbende in aanmerking komt voor een schadevergoeding op de voet van artikel 8:88 Awb.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in
de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.